Prekenserie Liefde deel 6: De liefde van God de Vader. (Vanuit psalm 68)

Prekenserie liefde deel 6 thema: De goedertierenheden des Heeren- de liefde van God de Vader.

Johannes 3 vers 16-18

Jesaja 54 vers 7-10

Klaagliederen 3 vers 19-33

Psalm 68 vers 1-11 en 20-21

 

Tekst psalm 68 vers 10-11: Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!

 

1.       Gods goedertierenheden kennen geen einde.

2.       Gods Vaderlijke zorg.                                  

3.       Gods troost, liefde en nabijheid

4.       Gods erfenis voor Zijn Kinderen.

 

 

1.Gods goedertierenheden kennen geen einde.

 

Gemeente het is al weer tijdje geleden dat we hebben stil gestaan bij deze prekenserie. De vorige preek hebben we stil gestaan bij de verkilling der liefde in het laatste der dagen. Vandaag hopen we met Gods hulp verder bij het thema liefde stil te staan. Waarbij we deze weken stil staan bij de liefde van God de Vader en de liefde van God de Zoon. Vandaag staan we stil bij de liefde van God de Vader.

 

Het is al een poosje geleden, eigenlijk al jaren dat er ergens bij de snelweg van Rotterdam een groot bord stond. En op dat bord stond: God is liefde. Veel mensen die er langs reden haalden de schouders op en anderen werden juist boos bij het zien van deze poster. God is liefde! Is God wel liefde vragen vandaag de dag velen mensen zich af? En dan beginnen ze soms een heel rijtje op te noemen met allerlei zorgen en gebeurtenissen die plaats vonden in hun leven. Waar was God toen, is dat de God die jij dient zo’n wrede God? Het kan je zomaar overkomen dat je deze vraag wordt gesteld en wat antwoordt je dan? Of weet je geen raad met deze vraag? Misschien vraag je het jezelf ook dikwijls af als God er is, waarom maak ik dan dit en dat mee?

En soms kan je dan ook vol van haat vervuld zijn tegen God, als je merk dat je heidense buurman alles voor de wind gaat en jij die God zo wil lief hebben moet dikwijls gaan door de weg van het stof. Iemand die dit alles zoveel erger mee maakte was Job. Wij kennen Job uit Gods Woord als een rijk man en ook tegelijkertijd een Godvrezende man. En wat die man moet overkomen op één dag het is teveel om op te noemen. Al zijn bezit, van dieren tot zelfs zijn eigen kinderen raakt hij allemaal kwijt. Zijn kinderen waar hij elke dag voor bad op zijn knieën, opdat ze niet weer in de zonden zouden vallen van de wereld. En dit laatste is ook gelijk een les voor ons bidden wij voor onze kinderen?  Weten wij hoe zwaar de strijd is die onze kinderen moeten strijden tegen de wind in deze maatschappij? De zonden worden ruimschoots aangeboden.

Maar Job ondanks al zijn verlies, het is maar ‘goed’, het is maar bezit beseft hij. Je neemt het niet mee het graf in. ‘Naakt ben ik uit mijn moeders buik gekomen, naakt zal ik daarheen wederkeren.’ Alles kwijt en toch is dat niet helemaal waar. Job hield iemand over en over die iemand mogen we het vandaag hebben. God de Vader. Job wist het en opdat wij het allemaal mogen weten vandaag God is liefde en dan mogen we het Job ten alle tijden na zeggen: “ik weet dat Mijn Verlosser leeft”.

Maar misschien dat iemand onder ons met de vraag zit, hoe kan God liefde zijn en tegelijk zoveel ellende geven in mijn leven? Ik hoop dat u en jij daar straks hebben mee gelezen toen we uit de klaagliederen lazen. “Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn”. Wij verdienen niet om te mogen leven. Wij verdienen het om te sterven, wij verdienen het om gepijnigd te worden elke dag, wij verdienen de pure vloek die Jezus Christus op Zijn schouders nam, de eeuwige verlatenheid en de branding in de hel. Wij hebben gezondigd in het paradijs, wij hebben gezondigd tegen God de Vader en nochtans geeft Hij genade, nochtans mogen wij nog leven en adem halen. U weet het nog wel uit de preek met Pinksteren. God zou ons terecht voor altijd mogen verdoemen en toch doet Hij dat niet, is dat geen pure liefde? Een God die elke dag misschien nog door u en door jouw in Zijn gezicht wordt uitgespuwd en wordt geslagen en toch nog niet verdoemd. Dat we zouden beseffen dat Zijn goedertierenheden nu nog overvloedig zijn, zonder enige grens, maar voor Zijn vijanden zal er geen weg zijn om te ontkomen in het oordeel.

 

Zijn goedertierenheden kennen geen einde, ze zijn elke morgen weer nieuw. Al dat verdriet en al die zorgen in je leven, gekomen door de breuk door de zonde, niet door God. Onthoud dat! Het is niet God Zijn schuld dat wij zoveel moeten meemaken, maar ik en jij en jullie hebben gezondigd! En ik weet het niet hoe het in uw leven is. Er kunnen zoveel zorgen zijn waardoor u zo boos bent geworden op God. Maar laat Hij niet door dit alles heen zeggen ‘kom toch, kom gij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven’. Als wij gemeente alleen maar voorspoed zouden kennen, zouden we dan dankbaar zijn? Ik denk het niet. Als wij alleen maar voorspoed en geluk zouden hebben in ons leven, zouden we de Heere dan nog dienen? We hebben Hem immers niet nodig. Hoewel dat met Job anders was, God liet de duivel toe dat Hij Job alles liet afpakken, want de duivel zei ‘Job dient U niet omdat Hij U liefheeft, maar omdat hij daarvan beter wordt’. Het tegendeel bleek echter waar, Job had God lief boven zijn rijkdom en wenste niets liever te weten dan God Zijn Vader lief te hebben meer dan alle goud van heel de wereld. Vaak worden we door de voorspoed van ons leven weggespoeld bij de Heere en bij stormen en tegenspoed ontdekken we wie wij zijn. Arm en naakt! Zonder helper, zonder troost, zonder enige hoop! Och of dat we tot deze God van liefde mogen vluchten, want in Zijn armen zijn we veilig en dat alles door de liefde van Zijn Zoon.

 

Wat heerlijk als we elke morgen en elke dag weer Gods goedertierenheden gewaar mogen worden. Ze zijn elke morgen nieuw. En wat ga je je dan verwonderen als je elke dag weer opnieuw al die goede dingen uit Zijn hand mag ontvangen. ‘ Tel u zegeningen, tel ze één voor één.’ Dat laatste vergeten we zo vaak, we mopperen dikwijls op God, Hij doet nooit wat goed, maar als wij naar ons zelf kijken in ons boze hart. Wat doen wij nog eigenlijk goed? Is er wel iets dat we goed doen? De Heidelbergse Catechismus leert ons dat zelfs onze goede werken met zonden bevlekt zijn. En psalm 14 die we in de vorige dienst zongen. Dat er niemand is die uit zichzelf God zoekt. En toch gemeente en toch zoekt Hij vandaag ons op. Wat een goedertierenheid, wat een liefde. Zo als Hij het in Zijn Naam openbaart. HEERE, wat betekend ‘IK zal zijn, die Ik Zijn zal en IK ben die IK ben.’ Professor Douma legt uit dat we deze Naam ook zo mogen vertalen. ‘Ik ben er voor u en IK zal er voor u zijn!’

En hoe God Zijn goedertierenheden over ons uitgiet dat horen we straks, Hij giet ze over Zijn kinderen uit. Liefde, troost, nabijheid, kracht, genezing en het mooiste wat Hij Zijn kinderen kan geven is de erfenis door Zijn Zoon verkregen.

Gods goedheid is als de zon die van oosten tot het westen straalt en als we daar iets van mogen zien wat worden we verwonderd. Mozes mocht iets van God zien. God ging in een gedaante aan Mozes voorbij. Waar Hij uit schreeuwde de goedheid en het karakter van deze God. Genadig, barmhartig en groot van Goedertierenheid is de Heere. Maar laten we vandaag de toepassing naar ons zelf trekken. God is liefde! Er was ooit een meisje vertelde een predikant, daar toen erge vervolging heerste, ik dacht met name onder de Joden. En dat meisje had zich in een spelonk verstopt. Alles was ze kwijt, geen ouders, geen goederen, en daar zat ze geheel alleen. En in die tijd schreef ze drie zinnetjes op de wand van de grot. ‘ik geloof in de zon, ook al zie ik hem niet. Ik geloof in de liefde ook al voel ik die niet. Ik geloof in God ook al merk ik soms zo weinig van Hem.’ Enkele dagen later werd ze gevonden dood in de spelonk. Gemeente herkent u het?

God is liefde. Soms lijken we er soms zo weinig van te merken, maar moeten we ons terdege wel afvragen, zijn wij liefde naar God toe? Man en vrouw als het goed is laten ze merken dat ze van elkaar houden en dat zeggen ze dan ook. ‘ Ik hou van je’. Is dit dan anders vergeleken met God in de Hemel, onze Vader? Vertellen wij het tegen Hem en laten we het merken dat we van Hem houden? Of dat is bij veel mensen in deze tijd, dient u God omdat u niets anders gewend bent, of bid u alleen als u Hem nodig heeft? God is liefde voor degene die Hem kennen. Voor zondaren die niet meer kunnen leven buiten zichzelf.  Voor zondaren die uitgeput liggen en met beide handen grijpen naar de handen van God de Vader. Zoals in de woestijn, toen het volk Israël had gezondigd, ze werden gestraft met slangen die ziekte en verderf zaaiden. Toen mocht Mozes door genade van God, want God had ze allemaal terecht kunnen doden. Toen mocht Mozes door genade de koperen slang oprichten en ieder die daar naar keek mocht behouden worden. Zo is het vandaag gemeente, zien naar omhoog om behouden te worden. Indien u niet u zelf wilt opgeven en het aan de Heere overgeven, ge zijt verloren! Voor ons in ons leven staat ook een koperen slang de enige tot behoud, onze Zaligmaker Jezus Christus. Zie op Hem en wordt behouden! Blijf niet op die harde grond liggen in de woestijn en verhard omdat je jezelf niet wil opgeven. Zie op Hem en wordt behouden.

 

Deze God is onze God een God van liefde. In de grondtekst van psalm 68 worden heleboel verschillende namen genoemd voor God. Specifiek de naam Elohim wordt vaak genoemd, de Naam die in alle kracht, de heerlijkheid en de almacht van God de Schepper beschrijft. Ook de Naam Jehova komt voor in deze psalm, wat betekend ‘stier’. Psalm 68 is een psalm over Gods goedheid. Er wordt geschreven over de gang in de woestijn, de uittocht uit Egypte, over de goedheid van de Heere en over de ondergang van de vijanden van Israël.

Wat een wonder was het dat het volk Israël elke dag opnieuw ‘het manna’ en de kwakkelen uit de hemel zag regenen tot het voedsel voor hen. God voorziet in al het nodige. “Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God.” God zorgt voor Zijn Kinderen, Hij laat ze nooit aan hun lot over. Wat elke god wel doet, doet Hij niet. Hij begeeft Zijn kinderen nimmer. Maar Hij troost ze, Hij voorziet ze en Hij bemint ze. Soms kan het dan lijken net zoals dat meisje wat ik net vertelde dat je je zo verlaten voelt door God. “Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten; maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen. In een kleinen toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik verborgen; maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de Heere, uw Verlosser.” God verlaat nooit eeuwig, Hij verlaat ons om ons geloof te beproeven of we echt van Hem houden. Soms kan er ook een zonde in de weg zitten die u vandaan houdt van God. Komt tot de Bron van hét leven en Hij zal met u zijn, tot het einde van de wereld.

 

“Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten; maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen.” De Heere laat Zijn werk nooit los, maar Hij voleindigd het. De Heere verbergt zich soms van ons opdat wij Hem meer en meer zouden zoeken en liefhebben. En met grote ontferming en goedertierenheid zal Hij zich ontfermen over degene die Hem zoeken. Hij slaat Zijn kinderen gade en dag aan dag ontvangen ze genade. Ze staan geschreven in de handpalmen van de Zoon. ‘O Vader bewaar ze in Mijn Naam’. En zegt de Catechismus, zonder de wil van de Hemelse Vader kan geen haar van ons hoofd vallen. Alles ligt in Zijn handen en daarop te mogen vertrouwen en te weten dat Hij voor ons zorgt, gaat het verder ook al is het soms door de dalen van de dood. Het vertrouwen en het oog ziet naar boven. ‘Dit weet ik vast God zal mij nooit begeven’. Al mijn hoop en enige verwachting alleen op en van Hem. ‘De Heere zal u steeds gadeslaan, opdat Hij in gevaar, uw ziel voor ramp bewaar.’ De Heere is getrouw en Zijn goedertierenheden kennen geen einde. Het volk Israël mocht er iets van zien door al die zonden heen die ze deden, werden ze bewaart en mochten ze toch uiteindelijk aankomen in het beloofde land. En zo ook voor Gods kinderen door de zonde gaat de weg soms zo heel anders dan wij verwachten. Maar God leidt ons en dat onverdiend naar het eeuwige beloofde Land. Hoofd omhoog gemeente, het hart naar boven. Gods goedertierenheid zal bestaan in eeuwigheid.

Zo komen we bij onze tweede gedachte:

 

2.Gods Vaderlijke zorg.                 

 

Gemeente we stonden zoêven stil bij de goedertierenheid van God de Vader. Maar we mogen tegelijkertijd ook iets zien van Zijn Vaderlijke zorg. Elk schaap van Zijn kudde kent Hij bij Naam. En weet u waarom? Omdat Christus Zijn lieve Zoon elk schaap van Zijn kunde opdraagt en voor hen bid tot de Vader. ‘Geen Vader sloeg met groter mededogen op teder kroost ooit Zijn ontfermend ogen’. De Heere is nabij en Hij zorgt voor Zijn kinderen in alle plaatsen en in alle tijden. Wat schieten we soms met woorden te kort om dit te bevatten. Hoe groot Zijn zorg is voor Zijn kinderen. Immers het is Zijn oogappel. Wie daaraan komt, komt aan God zelf!

Hij kent de wezen, de bedrukten, de eenzamen, de zieken, de beproefden, de vervolgden. Hij laat hen niet alleen. Ik mocht ooit een poster maken met de volgende uitspraak: “Een gebed wordt niet altijd direct verhoord, maar God vertroost wel de bidder.” Niet altijd wordt ons gebed verhoord en vervuld op de manier die wij zouden willen. Maar God troost wel de bidder, Hij slaat Zijn armen om hen heen. Ik zal voor u zorgen, Ik zal voor u strijden. Dat vraagt ten alle tijden om overgave aan Hem.

“Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden.” Gods volk te midden in de woestijn, moe en verslagen en hongerig. En toch God liet ze niet alleen in de woestijn. Hij gaf ze te eten, het manna druipte uit de hemel. Elke dag werden ze voorzien van het nodige en God was bij hen en versloeg hun vijanden.

 

Wat hebben we in deze tijd zoveel behoefte aan zorg in ons leven. Velen mensen zitten vandaag de dag bij de psycholoog omdat ze het nut en de zin van het leven niet meer weten. Waarvoor leef ik nog? En hoe moet ik nou leven in zo’n ellendige wereld met alle zorgen van dien en alle aanslagen en als christen veracht te worden in de samenleving, hoe houdt ik dat ooit vol? Kijk naar het volk in de woestijn, moe en bezweet, angstig vanwege hun vijanden en de hongerdood. Waar is God nou? ‘ waren we maar in Egypte gebleven schreeuwde en mopperde het volk’. Wij zouden vandaag zeggen, ‘was ik maar nooit geboren’. En toch kunnen deze vragen heel menselijk en ook heel begrijpelijk zijn. Maar onze ogen die van nature dicht zijn door de zonden moeten geopend worden voor de liefde van God. Want wat Hij doet en wat Hij is voor al Zijn volk. Je kan het lezen in de geschiedenissen van Exodus. Het is ook goed omdat te doen, de weg die God gaat met Zijn Volk. Geen God groter en heerlijker als Hij. Hij die ze wonderlijk had uitgeleid, Hij die ze bescherming bood en de aanwezigheid van Hem zelf, door middel van de wolk en vuurkolom. Hij die ze te eten gaf, het manna druipte uit de hemel, de kwakkelen vielen uit de lucht neer tot spijze voor het volk. Hij die ze beschermden tegen de vijanden, Hij die ze te drinken gaf. En wat kwam er van het volk terecht, constant maar mopperen en klagen en afgoden dienen. Wat een slechte mensen zouden wij denken, en een genadig God. Zijn wij niet vandaag de dag hetzelfde bezig vaak als het volk Israël? We mopperen op de Heere, als Hij ons niet geeft wat wij willen krijgen en we danken niet voor al Zijn gaven. Wij verdienen geen manna uit de hemel, wij verdienen geen geestelijk manna uit de hemel, de Bijbel en toch behaagde het God ons te redden uit de val. Wat een liefde van God!

 

Deze God is een God van liefde. Hij laat Zijn kinderen niet alleen. Zo mogen we ook horen dat de Heere zich ontfermd over de weduwen en een Vader is van de wezen. Hij had wetten laten maken zodat de wezen en de weduwen aan geen gebrek hoefden te lijden. Wat zien we van Zijn zorg als Elia zijn intrek neemt bij de weduwe te Zarfath Het lijkt zo een opeenstapeling van problemen, het eten raakt op, haar zoon sterft en toch de God van Elia is hier. Ze krijgt het alles terug, haar zoon en een overvloedige rijkdom aan eten. Wat is de Heere goed. Hij zorgt voor Zijn kinderen. Zo mogen we dat zien ook in onze tijd. Al maken we zoveel mee, we hoeven maar eventjes om ons heen te kijken en de ellende dient zich alweer aan. Mensen die scheiden, geweld, overspel, aanslagen, moord, diefstal en ga zo maar door. Te midden van al die noden mogen we weten dat er een God is in de hemel die leeft. Hij sterkt Zijn kerk, Hij sterkt Zijne kinderen als ze moede en mat zijn geworden. Als wij moe Zijn, Hij is nooit moe en Hij begeeft Zijn kerk en Volk nimmer. Dat betekend niet dat we geen tegenslagen mee zullen maken en dat alles voor de wind zal gaan. Stormen zullen woeden, maar door al die stormen heen komen ze aan in het eeuwige Vaderland. Ja daar gaat het naar toe en daar Hij brengt Hij Zijn kinderen heen. Ach wat kunnen we veel meemaken. Maar wat heerlijk als we ons weten toevertrouwd in de handen van de Heere. “Maar nu, alzo zegt de Heere, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, o Israël! vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn. Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken.” (Jesaja 43)

Gods oneindige nabijheid en zorg. Hij waakt over Zijn schepselen en alles gaat door Zijn handen, Hij beproeft het voordat Hij ze aan Zijn kinderen te drinken geeft. “ In de wereld zult ge verdrukking hebben, doch heb goede moed , IK heb de wereld overwonnen”. Ook al is ons leven de krijg tegen de wereld en de overmacht lijkt zo sterk. De strijdt is al gestreden door de Zoon en Hij heeft betaald en als wij in Zijn voetstappen mogen rennen in de loopbaan van het geloof mogen we eens de finish bereiken en daar mogen ze de Heere ontmoeten. “Daar zal ik mijn Heer ontmoeten, luisteren naar Zijn liefde stem. Daar geen angst meer en geen tranen in het nieuw Jeruzalem”. Kom christenen het hoofd omhoog, want de verlossing is nabij. Nog even en Hij komt terug om Zijn Volk en al Zijn kinderen te verlossen.

De duivel lijkt wel heer en koning over deze wereld. Hij lijkt alles in Zijn klauwen te hebben, en zijn engelen doen met hem mee. Om Gods kinderen te verdelgen, maar ze vergeten de voorspraak in de hemel. Jezus bidt voor Zijn kinderen en de Vader bewaard ze in Zijn Naam. Hij zend Zijn engelen en die zijn zoveel machtiger als de engelen van en de duivel zelf. God bestuurd Zijn engelen zoals psalm 91 dat zegt, dat zij ons zullen bewaren op al onze wegen.

Moeten we daarom niet meer uitkijken? Zeker wel! We moeten wandelen de loopbaan van het geloof. En doen wat de dichter van psalm 25 ons leert. ‘D’ ogen houd men stil gemoed, opwaarts om op God te letten, Hij die trouw is zal mijn voet. Voeren uit der bozen netten’. Het oog op God te richten, mijn voetstappen in de Zijne te drukken en gaat het voort naar de eeuwige erfenis die Zijne kinderen eens zullen wachten.

 

Gods Vaderlijke zorg. We hoorden er voor de preek  van in het belijden van ons geloof.  Laten we nog een klein stukje overdenken uit deze geloofsbelijdenis artikel 13. “ Deze lering geeft ons een onuitsprekelijke troost, als wij door haar geleerd worden dat ons niets bij geval overkomen kan, maar door de beschikking van onzen goedertieren hemelsen Vader, Die voor ons waakt met een Vaderlijke zorg, houdende alle schepselen onder Zijn heerschappij, alzo dat niet één haar van ons hoofd ( want die zijn alle geteld ) , ook niet één musje op de aarde vallen kan zonder den wil onzes Vaders. Waarop wij ons verlaten, wetende dat Hij de duivelen in den toom houdt en al onze vijanden, die ons zonder Zijn toelating en wil niet schaden kunnen.”

God heeft een plan met ons leven. Wat wij nu allemaal meemaken gebeurd niet zomaar. We lazen dat ook in de Klaagliederen brief van Jeremia. ‘ Want Hij plaagt of bedroeft des mensen kinderen niet van harte.’ Met eerbied gezegd God laat niet de één dit en de ander zomaar iets laten overkomen. Het werkt allemaal mee aan dat ene plan van Zijn borduursel.  De ouderen onder ons zullen vast nog wel is vroeger of nu nog geborduurd hebben. Een heel lastig werk, maar als het af is wat ziet het er prachtig uit. Maar als je aan de achterkant kijkt zie je in dat borduursel een wirwar van draadjes. Alles geheel door elkaar heen. Zo lijkt het vaak in ons leven een wirwar van draadjes en touwtjes. Maar uiteindelijk werken al die draadjes dwars door elkaar aan de achterkant naar de voorkant een prachtig schilderij.

Zo mogen we het zien gemeente, ook al het lijkt het voor ons gevoel zo daar elkaar gehutst te zitten en vragen we ons van alles af waarom. Eenmaal mogen we de voorkant zien van het schilderij en dan mogen we roemen in Gods werk. Wat een prachtig schilderij! Het heeft alles mede gewerkt aan Zijn plan. En Hij gemeente en Zijn wijsheid faalt met eerbied gezegd nooit. Alles volmaakt en gepast in Zijn plan. Wat kan dat een strijdt geven als je bijvoorbeeld iemand moet overgeven aan de dood. We begrijpen niets van Gods plan en soms geeft het ons wrok tegen Hem. Waarom moet het allemaal zo? Waarom kon het niet anders? Waarom moest ik ziek worden? God waar bent u dan? Wat wij allemaal meemaken is zoveel en zo zwaar. Maar Gods Zoon ging ons voor in een ontelbare diepe smart en verlatenheid waarvan wij nog maar slechts een deel meemaken. Jezus helemaal verlaten, bespot, aangevochten, gedood en dat voor ons! Ja opdat wij nimmer verlaten zouden worden!

Och dat we leren vertrouwen op Zijn almachtige Vaderlijke zorg. Want Hij zorgt voor ons, wat er ook gebeurd. Door ziekte, door eenzaamheid, door de dood, is het deze God die met ons is. Zijn almachtige handen beschermen Zijn Kinderen voor gevaar. “ Hij zal hen nimmer omdoen komen, in duren tijd en hongernood. In de grootste smarten, blijven onze harten. In den Heer gerust, zal Hem nooit vergeten. Hem mijn Helper heten, al mijn hoop en lust.” Ach waar de weg dan heen zal gaan, het gaat geleidt door de handen van de Vader reizend naar het eeuwig Jeruzalem.

Misschien zitten we nog op de puinhopen van ons bestaan. Jeremia zat eens op de puinhopen van Jeruzalem. ‘Waar was zijn hoop en moed gebleven’ en toch had hij hoop hoor maar.

“Denk aan mijn ellende en aan mijn ballingschap, aan den alsem en galle. Mijn ziel gedenkt er wel terdege aan, en zij bukt zich neder in mij. Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom zal ik hopen; Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben; Zij zijn allen morgen nieuw, Uw trouw is groot. De Heere is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen. De Heere is goed dengenen, die Hem verwachten, der ziele, die Hem zoekt.

Het is goed, dat men hope, en stille zij op het heil des Heeren.”

 

Dat is de troost van Zijn kinderen. Als ze zich gered mogen weten door het bloed van Christus.

‘Dan zullen stomen, ja stormen woeden. Doch God zal mij behoeden. Het vuur zal trachten mij te verteren, maar God zal mij beheren. Al zal het gaan door woestelend oceaan, geen golven zullen ‘m overslaan. Maar het geloof ziet naar boven en ik weet, dat Hij mijn Helper Christus heet. Al gaat het door de weg der zee. Wis en waarachtig, Hij gaat met mij mee. En samen bereiken we de eeuwige kust. Waar ik in Zijne armen val en vind eeuwige rust.’

O gemeente hoe kan het dan, daar op die puinhopen toch nog hopen en danken als Jeremia? Hij vertrouwde op de almachtige wijze besturing van God. En te midden van de as begint Jeremia te loven, als een Job in al zijn klachten. Zovelen mensen weggevoerd naar Babel, Jeruzalem verwoest. Is er wel reden om te loven zouden we zeggen? En toch mag Jeremia God loven. ‘Het Zijn de goedertierenheden des Heeren dat we vernield zijn’. Het had nog erger kunnen zijn, maar Gods toorn heeft een grens, dankzij Zijn goedheid. Beseffen we dat gemeente? Dat elke dag een gave is uit Zijn hand? Dat we ondanks alle zonden en klagen toch nog mogen leven. Leven uit pure genade. De Heere is goed voor degene die Hem zoeken. Och laten we Hem toch aanroepen vandaag. Wetend dat we niet meer buiten ons zelf redding zouden kunnen zoeken en vinden, maar dat we in Zijn handen veilig Zijn. De goddelozen hebben misschien wel alles mee zitten, maar ach hun weg zal eens vergaan zegt psalm 1.

 

Maar laten wij vandaag door genade mogen zeggen met Jeremia , de Heere is mijn deel . En met David meezingen een loflied voor Zijn eer en Zijn bescherming. “Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!” Deze Heere en deze God is getrouw tot de dood toe en Hij geeft ten alle tijden door Zijn almachtige wijsheid en besturing Zijn kinderen wat ze van node hebben. Och we zullen niet alles ontvangen zoals we het misschien verlangd hadden. Maar toch we ontvangen precies van node! Gods Vaderlijke zorg! Wat een grootheid en een almacht dat Hij al Zijn kinderen te midden op deze woeste aarde regeert en onderhoud. Dat niets bij geval ons overkomen zal, maar dat het alles meewerkt naar die oneindig grote dag. De dag dat alle tranen verleden tijd zullen zijn, doch er alleen tranen van Blijdschap zullen zijn. Laten we eerbiedig danken voor Zijn goedheid.

Zo komen we bij onze derde gedachte.

 

3.Gods liefde, troost en nabijheid

 

Gods liefde als eerste. Terug gekomen op de vraag of God wel liefde is. We hoorden het net dat de Heere ons onverdiend nog genade geeft. Maar nog ontelbaar veel groter als we mogen horen ‘het toppunt’ van Zijn liefde. Namelijk het zenden van Zijn lieve Zoon naar deze woeste wereld. Ik heb het ooit eerder gezegd. Het is hetzelfde als je je kind stuurt in een gebied in handen van I.S. Mensen worden daar gemarteld, vernederd en doodgeslagen. Onschuldige burgers worden op de vlucht neergemaaid door kogels, kleine kinderen krijgen wapens en moeten naar executies kijken. En naar zo’n wereld gemeente wil God Zijn lieve Zoon zenden. Waarom ging Hij zover dat Hij Zoon naar deze aarde stuurde terwijl Hij wist dat Christus bespot en vernederd zou worden, veracht en gekruisigd? Weet u waarom? Omdat God liefde is! Wij hebben gezondigd, wij zijn van heilspoor afgegaan!! De mens verloren in schuld en dat kan God niet aanzien. Dat sneed hem in het hart, dat de mensen die hij eigen handig geschapen had verloren zouden gaan door de misdaden en de zonden. Wat was het dan ook een moeilijke strijdt van God de Vader om Zijn enige en lieve Zoon te sturen naar deze wereld. Een wereld die helemaal niet op Hem zit te wachten. Soms denken wij wat zou het heerlijk zijn als de Heere Jezus hier op aarde nog zou zijn. Maar zouden we dat werkelijk zo fijn vinden? Gewezen worden op onze fouten en op al onze zonden? Het toppunt van Gods liefde, het zenden van Zijn Zoon. De wereld verloren in schuld en toch niet het einde. Opnieuw is het de liefde van God de Vader dat Hij Zoon wil zenden en dat Christus voor ons persoonlijk wil betalen. En daarom veracht Zijn offer nou niet! Grijp Zijn offer aan. Nu wordt het nog aangeboden, er komt een dag dat het niet meer kan!

Gods liefde zo oneindig groot. “Zoon wil jij naar de aarde gaan voor deze mensen?” ‘Ja Vader!’ En Hij ging naar een wereld verloren in schuld. Een wereld met mensen die er helemaal niet op zaten te wachten om gered te worden door het bloed van Hem. Ze haatten Hem, ze martelde Hem, ze kruisigde Hem. Was Gods liefde dan tevergeefs? Nee we zien al aan het kruis de eerste vruchten. Een moordenaar komt tot bekering. Zijn Zoon die wordt vernederd aan het kruis. Waarom grijpt God dan niet in en waarom straft Hij die mensen niet en waarom verlaat Hij Zijn Zoon?

 

Ach gemeente, God grijpt niet in omdat Hij genadig is. We mogen nog leven door genade. Zoals de volkeren in Kanaän hoorde ik pas van een predikant jaren, eeuwen lang de tijd hebben gehad om zich te bekeren en ze deden het niet. En dan komt wel eens het oordeel. De volkeren werden uitgeroeid door Jozua en het land wordt gegeven aan Israël tot eeuwig bezit. Er is ook een eind aan Zijn genade, dat eist Zijn gerechtigheid. Waarom verlaat Hij dan Zijn Zoon? Dat is de pure liefde dat Hij Zijn Zoon verlaat, omdat Hij het niet kan aanzien, dat Zijn lieve Zoon sterft en opdat niet de strijd zo erg wordt dat Hij ingrijpt en zo de wereld toch verloren zou gaan. Hij zondert zich af, zoals een vrouw die om het geloof haar man op de brandstapel moet zien verbranden. Ze kan het niet aanzien! Niet God omdat Hij niet durfde te kijken met eerbiedig gezegd. Nee omdat Hij Zijn Zoon zo innig lief had en de zonden die de Zoon op zich nam en vanwege het vloekhout kon Hij niet kijken. Hij verlaten, opdat wij nimmer verlaten zouden worden. Proeven we al iets van Zijn liefde? We zien God de Vader vaak als iemand die alleen toornt over de zonden. En God toorn ook over de zonden, maar kijken we ooit naar de weg van God de Vader in het zenden van Zijn Zoon? Wat een pijn moet dat gegeven hebben en wat een liefde heeft Hij daar voor over gehad.

Zoals ouders het vroeger voelden als hun zoon dominee zou worden in de tijd van vervolging. Zo herinner ik mij een verhaal, van een boeren gezin in de tijd van de Hugenoten. De zoon van een boeren gezin trok mee met een predikant, om Zijn leven in Zijn dienst te besteden en te leren het evangelie te verkondigen. Wat was dat voor de ouders een overgave, hun enige zoon. En toch gaven zij hem over, ze wisten hoe hij vervolgd zou worden om Zijn Naam en misschien de smadelijke dood op de brandstapel zou moeten sterven. Wat een strijdt gemeente! Wat een meerdere strijdt dat God Zijn Zoon zend naar deze wereld in moordenaarshanden, omdat Hij het behaagde u te redden uit de zonden.

 

Gods troost. Naast de liefde van God mogen we ook vaak merken dat Hij nabij is in het lijden. Hij noemt zich in de psalm als een Vader der wezen. Deze tekst mag op tweeërlei manieren vertaald worden. Ten eerste zoals we straks eerder hoorden in de preek dat Hij wetten had gemaakt voor de weduwen zodat ze aan geen gebrek hoefden te lijden. Een mooi voorbeeld is daarbij het verhaal van Naomi en Ruth. Het graan/ aren van de akker mochten nooit de hoeken afgesneden worden en wat er bleef liggen op de grond was voor de armen. De tweede manier waarop het vertaald mag worden is in de geestelijke zin. Christus belooft Zijn discipelen dat Hij ze geen wezen zal laten, maar dat Hij de Trooster zal zenden. De Heilige Geest die werkt in de harten van zondaren. En die met hen is om hen bij te staan in tijden van tegenslagen en vervolging. ‘Ik zal u geen wezen laten’. ‘Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden.’ De Heere laat Zijn kind niet alleen in de put zitten. Soms kan het zo lijken zoals in Jesaja 54. Was God dan het volk in ballingschap vergeten, zou Hij hen dan voor eeuwig verstoten? Nee een ogenblik in Zijn toorn, maar met eeuwige goedertierenheid zal hij hen omringen. Mijn lieve zoon en Mijn lieve dochter Ik zal met u Zijn en Ik zal voor u strijden en gij zult stil Zijn. Wat mogen we ons dan versterkt weten, door de weg van het leven. Niet alleen, maar met Hem. Hij zal mij Zijn wegen leren. Al ga ik dan door het dal van de schaduw. Hij is daar. Al ga ik door het vuur van de beproeving. Hij is daar. Al moet ik dan al mijn kinderen, al mijn kinderen en of mijn man of vrouw overgeven aan de dood. Hij is met mij en Zijn stok en staf behoeden mij. Wat zou ik vrezen? God troost Zijn kinderen. Hij omringt ze met eeuwige liefde en goedertierenheid. Ook al neemt de duivel hen goed en bloed af, en delve vrouw en kinderen het graf om het Luther na te zeggen. Ze gaan ten hemel in erven koninkrijken. Een verschil met de wereld. Ze gaan met Hem en ook al raken ze alles kwijt, die ene hoop en die éne troost staat vast. ‘God zal mij niet begeven’. Zalig zijn zij die deze troost mogen kennen, weten van Christus het eigendom te mogen zijn in leven en in sterven. Dan sta je daar op de brandstapel of dan staat daar een I.S strijder met een pistool tegen je hoofd en snauwt in wie geloof jij? Dat je door de kracht die Hij je geeft zeggen mag, mijn troost is deze dat ik de Zijne mag zijn. Hij die de hemel en de aarde gemaakt heeft. Ook al neem je mij het leven af. Mijn ziel kan je niet afnemen en ik verheug me om daar bij Hem te mogen komen. Wat een troost! Wat Gods kinderen mee ook mee maken, de Vader is er!

Hij is nabij degenen die Hem zoeken. Hij ziet niet om naar de rijken van hart, vol van rijkdom en goederen. Maar Hij ziet de nederige aan van hart en maakt ze rijk van binnen. Wat een woord, dat de Heere nabij is. Dan sta je op en Hij gaat met je mee. Als de wolk en vuurkolom in de woestijn van leven mag Hij je Gids zijn. En telkens als het niet verder kan laat Hij Zijn engelen de stenen wegdragen midden op het pad en pakt de Zoon het vermoeide schaap op Zijn schouders mee om het straks binnen te leiden in de eeuwige rust. Zoek je Hem jongeren? Ben je er mee bezig? De wereld gaat voorbij, in de schatten van de wereld kom je je bedrogen tegen. Maar vertrouw op de Heere en roep Hem aan en wordt behouden. ‘De Heere is nabij de ziel die tot Hem zucht, Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht.’ Ben je al tot Hem gevlucht of vlucht je juist van Hem vandaan? Vraag het maar is aan iemand die de Heere mag kennen hoe dat leven met Hem is en hoe ze staande blijven in deze wereld. Wat zonder Hem wordt geen mens behouden. In de wereld zal er verdrukking komen en ach het is nu nog maar het begin, maar als het straks op het hevigst zal zijn wat moet je dan zonder Hem? De eeuwige ondergang! Maar nu is het evangelie nog ter harte te nemen, ‘ grijp naar het eeuwige leven’, zegt Paulus. Vanwaar al die liefde van God? Zijn genade, Zijn goedertierenheid, Zijn Zoon? Om u bij Hem te brengen, ‘niet door het zwaard als de Islam, maar door de geest zal het geschieden’. Komt vermoeide reizigers de Heere is nabij en wat is nou leven zonder Hem? Een leven met Hem is troost, is liefde, is rijkdom in Zijn Woord en nog zoveel meer. Wat kan de wereld er tegenover geven. Tijdelijk genot? Een uitvluchten uit de werkelijkheid zoals ‘Second Love’?  ‘Aanbid Hem nedrig al uw leven’. Want die van Hem Zijn laat Hij niet los, maar Hij is met hen tot aan het einde van der wereld, en ach wie zal ze uit Zijn hand rukken? Wie zou ze van Zijn liefde kunnen scheiden in Christus geopenbaard? “Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.” ( Rom8)

 

En één ding is zeker, de erfenis wacht voor Zijn kinderen en daarvan mogen ze nu al wat proeven opdat ze weten hoe heerlijk en hoe groot het eens eeuwig zal Zijn.

Onze laatste en vierde gedachte:

 

4.Gods erfenis voor Zijn Kinderen.

 

“Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!”

Gemeente we gaan zo afronden. Laten we dit troostrijk woord meenemen naar onze huizen.

Gods erfenis voor Zijn kinderen. Mag u het al weten, het eigendom van Hem te Zijn? Ja want zij die van Hem zijn ook al gaat hun nu alles tegen, ze zullen de erfenis niet ontlopen. Want God laat Zijn erfdeel ( Zijn kinderen) een grootte erfenis wachten. Laten we iets dieper naar die erfenis kijken, wat is die erfenis? Kinderen voor jullie, wat zou je als grootste cadeau voor je verjaardag willen? En dan moet je denken aan wat zou de Heere Jezus het liefste willen geven aan Zijn kinderen? Weet je het? De hemel hé? Hij zegt het al in het prachtige Hogepriesterlijke gebed waar Hij pleit voor Zijn kinderen, ik hoop daar volgende week met leven en welzijn nog iets verder op te borduren. Hij pleit voor Zijn kinderen dat zij eens zullen komen waar Hij naar Zijn Hemelvaart zal zijn. In de hemel. Dat is de erfenis voor Zijn kinderen en toch is dat niet helemaal alleen de erfenis voor Zijn kinderen. Zeker het is tussenstation voor degenen die Zijn heen gegaan. Maar het is slecht een tussenstop die hen eens zal doen reizen naar de prachtigste erfenis die Zijn kinderen wachten. Wat was er aan  begin van de wereld kinderen denk goed aan Adam en Eva. Het paradijs hé? Zo groot zal de erfenis zijn voor Zijn kinderen. Ze zullen het nieuwe aardrijk erfelijk bezitten. Deze grote erfenis wachten Zijn kinderen, de kroon van de erfenis. Het paradijs. Waar alle dieren leeuwen en lammetjes naast elkaar in het zelfde weiland zullen grazen en een kind zal zich vermaken in een hol van een adder. Wat eens zo gevaarlijke slang was kan een kind mee spelen zonder te sterven. Het paradijs, bomen van vruchten, wijngaarden, ontelbare dieren. Miljoenen kinderen van God die door heel de wereld geschiedenis hebben geleden onder Zijn Naam. En nu wacht hun de verheelijking en hun vijanden de vernedering. Nu mogen zij zich verblijden en zullen hun vijanden wenen.

 

En het mooiste komt nog God zal in hen midden zijn. Ze mogen zien en leven zonder te sterven en met Hem zijn en Hem lief hebben en Hem groot maken en over Hem zingen. Een Abraham naast een Luther en Calvijn, Koning David naast zijnen grootten zoon de Heere Jezus. Staat u erbij? Mag u delen in deze schatten, in deze rijkdom? Als je dat nu naast die wereldse schatten legt jongeren, schatten van geld, seks, films, dure auto’s en noem maar op.. Wat stellen die aardse schatten nou voor? Niets misschien een jaar of twintig tot vijftig en je bent ze allemaal weer achter elkaar kwijt. Maar die hemelse schatten die al Zijn Volk en kinderen zullen bezitten zijn van eeuwige waarde. Daaraan komt nimmer een end.

Die erfenis, en als we verder kijken in die erfenis en op die nieuwe aarde, zien we dat alle mensen vrolijk zijn. Er is geen rouw meer, geen tranen, geen dood, geen ziekte, geen rampen. Het is alles volmaakt, het tweede paradijs wat het eerste paradijs overtreft. Want nu staat er in het midden een Tabernakel en God woont in het midden van Zijn erfgenamen. Ze mogen aanzitten aan Zijn tafel en drinken van de wijn en mogen gedenken aan het offer dat hen eens vrij gekocht heeft.

Verlangd er ernaar? U misschien die zolang naar het Heilig Avondmaal hebt uitgezien om zich te verenigen met Hem Lam en Zijn liefde te proeven. Dan wacht u straks een grote schat! Eeuwig bij Hem. Die tafel van het Heilig Avondmaal wordt nu maar vier keer per jaar gevierd! Maar in de hemel zal die tafel er elke dag staan voor hen die niet genoeg konden krijgen van Hem, die niet meer zonder Hem konden leven en Christus zo lief hadden en hebben.

Wat een zegelied! Als je collega er naar vraagt wat je grootste toekomstdroom is. Wat zeg je dan? “Het is mij Goed mijn zaligst lot, nabij te wezen bij mijn God. Zal dan gedurig bij Hem Zijn.” Dat is mijn toekomst, dat is mijn droom! Och wat een genade als u dat mag zeggen en als u daar naar mag verlangen. “Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere, uw Ontfermer.” Als alles tegen zit en er geen weg meer voor lijkt te zijn. Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid. Hij omringt Zijn kinderen en soms mogen ze iets van Zijn schatten zien. Johannes, Jezus discipel mocht in een visioen het hemels Jeruzalem zien neerdalen op de aarde. Wat zal hij er naar verlangd hebben dat dat nu al werkelijkheid zou worden! Zo zullen kinderen van God in de toekomst dromen dromen, over de toekomst, over de verdrukking, maar ook over de erfenis.

 

Ik kwam vroeger wel eens mensen tegen die zaten te azen op de erfenis van hun vader of moeder en opa of oma. Ik dacht altijd hoe kan een mens zo verbitterd zijn, dat hij zijn vader of moeder en of opa en oma zo graag ziet sterven. Ik durfde er niet over te oordelen maar eens een moeder die zat te azen op de erfenis van haar vader overleed nog geen paar jaar later. Ik dacht altijd hoe kan je zoiets denken en durven. Ik zou geen erfenis zelfs willen als ik altijd maar mijn moeder of vader, opa en oma bij me mocht houden!

Maar die erfenis van de Heere is anders. Die is in de eerste plaats Hij zelf en ten tweede al Zijn schatten. Het paradijs, de vruchten, noem maar op.. Deze erfenis is geen aarde erfenis die alleen goederen geeft aan de nabestaanden. Begrijp me goed, het is juist heel mooi om erfgenaam te mogen zijn. Ik vond het destijds heel mooi om een schilderij te erven met Willem van Oranje erop van mijn overgroot opa. Elke keer als ik naar dat schilderij kijk doet mij dat aan hem herinneren. Maar het is niet goed als mensen die erfenis liever hebben dan de persoon die heen ging en die goederen na liet. Maar de erfenis die God geeft aan Zijn kinderen is bij Zijn Zoon te mogen wezen. Eeuwig bij Hem, bij Het Lam. En wat een rijkdom mogen ze dan genieten van alle schatten die van Hem zijn. Ze zullen het erfenis zijn van Zijn kinderen.

Daar mogen ze naar uit zien, het eeuwig bij Hem zijn! Om Hem te loven en te prijzen. Dat houdt Gods kinderen staande. Hoe zouden ze zonder deze erfenis staande kunnen blijven? Maar gelooft zij de Heere, die ten alle tijden Zijn kinderen omringt. Hij zal hen uitleiden uit het aardse en wereldse Egypte. Als een stier uit Bazan. Elohim, Jehova. De Naam die God gegeven is in psalm 68. Het drukt de macht uit van de Heere en Zijn almachtige wijsheid en besturing. Hij zal Zijn Volk en kinderen uitleiden, uit het Egypte van vandaag. Deze aardse wereld. Ja Hij had ze ook als Henoch gelijk op kunnen nemen, maar doet Hij niet. We mogen op aarde de afspiegeling zijn van de grote Christus. Christen zijn betekend niet voor niets ‘‘volger van Christus’. Opdat we mogen laten zien wie onze Heere en Heiland is. Deze zijn de naam ‘christen’ waardig. Ze loven Hem en ze dienen Hem, ze verheerlijken Hem. Opdat ongelovigen tot Hem zouden mogen komen en belijden ‘o God wees mij de zondaar genadig’, en opdat het getal der uitverkorenen eens vervuld zal mogen zijn. Daarin zien we opnieuw de liefde van God de Vader. De Zoon verlangd naar die dag dat Zijn kinderen met Hem en de Vader verenigd zullen worden. Maar hierin is de liefde van God de Vader geopenbaard dat Zijn uur der wederkoming op de aarde nog niet gekomen is, opdat er nog tot Hem zouden mogen komen. Door het bloed van Zijn Zoon. Kom vandaag en veracht Gods liefde en geduld niet, want Hij zal als u zich niet bekeerd wederkomen en de Zijnen tot zich nemen, maar de goddelozen verbannen en verdoemen naar de hel. Gods liefde wordt nog aangeboden. Grijp Hem aan voordat het niet meer kan!

 

Gods erfenis voor Zijn kinderen. We mochten iets van deze heerlijkheid vandaag proeven. Maar straks als de grote dag aanbreekt, zal de volle erfenis openbloeien. Zo veel mooier als wij gedacht hadden, zoveel mooier dan onze woorden die daar over te kort schoten.

“Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!”

Gods sterkt Zijn erfenis, Hij overlaad ze dag aan dag met Zijn gunstbewijzen en eens zal Hij met Zijn beide armen Zijn Volk Israël vergaderen als het zich tot Hem bekeerd zal hebben en ze zullen zalig worden en achter hen aan zullen Zijn kinderen komen van ’ t oosten tot het westen. Van het noorden tot het zuiden. Hij zal hen vergaderen en ze zullen zijn als een ontelbare schare die niemand tellen kan. En ze zullen wonen op die nieuwe aarde waar gerechtigheid wonen zal. ‘ O heerlijk oord, dat mij ziel daar naar verlangen mag. Dat mijn geest zich mag verheugen in dit vooruitzicht’.

“Geloofd zij de Heere; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den Heere, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood.” De erfenis is aanstaande en al wie het merke en naar Hem verlangen roepen; ‘Kom Heere Jezus, kom haastig’. En Hij zal komen. Amen.

 

 

Psalmenkeuze

Voor de preek:

 

Psalm 33 vers 1 en 10

1.Zingt vrolijk, heft de stem naar boven,
Rechtvaardigen, verheft den Heer'.
Het past oprechten, God te loven;
Zingt Zijnen groten Naam ter eer.
Prijst Hem in uw psalmen,
Met de schoonste galmen;
Roept Zijn weldaan uit.
Laat de keel zich paren,
Met den klank der snaren;
Looft Hem met de luit.

 

11. Laat ons alom Zijn lof ontvouwen:
In Hem verblijdt zich ons gemoed,
Omdat wij op Zijn Naam vertrouwen,
Dien Naam, zo heilig, groot en goed.
Goedertieren Vader,
Milde zegenader,
Stel Uw vriendlijk hart,
Op Wiens gunst wij hopen,
Eeuwig voor ons open;
Weer steeds alle smart.
 

Psalm 115 vers 1

Niet ons, o Heer', niet ons, Uw Naam alleen
Zij, om Uw trouw en goedertierenheen,
All' eer en roem gegeven.
Waarom, o Heer', zou 't heidendom met spot,
Dan zeggen: "Waar, waar is toch nu hun God,
Bij hen zo hoog verheven?"

 

Psalm 106 vers 3,4 en 26

3. Geef dat mijn oog het goed' aanschouw',
't Welk Gij, uit onbezweken trouw,
Uw uitverkoornen toe wilt voegen;
Opdat ik U mijn rotssteen noem',
En delend in Uws volks genoegen,
Mij met Uw erfdeel blij beroem'.

 

4.Wij hebben God op 't hoogst misdaan;
Wij zijn van 't heilspoor afgegaan.
Ja, wij en onze vaadren tevens,
Verzuimend' alle trouw en plicht,
Vergramden God, den God des levens,
Die zoveel wondren had verricht.

 

26. Geloofd zij Isrels grote God!
Zijn gunst schenk' ons dit heilgenot;
Zo zullen wij Zijn goedheid danken.
Dat al wat leeft, Hem eeuwig eer'!
Al 't volk zegg' "Amen" op mijn klanken;
Juich, aarde, loof den Opperheer!
 

Psalm 136 vers 1,4,16,22 en 26

1.Looft den Heer', want Hij is goed,
Looft Hem met een blij gemoed;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

 

4.Looft Gods macht, die onbeperkt,
Gadeloze wondren werkt;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

 

16. Die Zijn volk, als bij de hand,
Leidde door woestijn en zand;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

 

22. Looft Hem, nu die erfenis,
Naar Zijn woord bevestigd is;
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.

 

26. Geeft den God des hemels eer,
Lof zij aller schepslen Heer';
Want Zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
 

 

Na de preek:

 

Psalm 89 vers 1 en 7

1. 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen;
Uw waarheid t' allen tijd, vermelden door mijn reen.
Ik weet, hoe 't vast gebouw van Uwe gunstbewijzen
Naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen;
Zo min de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken,
Zo min zal Uwe trouw ooit wanklen of bezwijken.

 

7. Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort!
Zij wandlen, Heer', in 't licht van 't Goddlijk Aanschijn
voort;
Zij zullen in Uw Naam zich al den dag verblijden;
Uw goedheid straalt hun toe; Uw macht schraagt hen in 't
lijden,
Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen,
Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw woord verhogen.

 

Psalm 68 vers 4,5, en 10

4. O God, toen Gij, met majesteit,
Uw Israel hebt uitgeleid,
En op Uw heil doen hopen;
Toen Gij langs Parans woesten grond
Hun voortoogt, schokte d' aard' in 't rond.
De hoge heemlen dropen;
De bergen rezen zelfs omhoog;
Men zag dit Sinai voor 't oog,
Van Isrels Koning beven.
Een milden regen zondt G', o Heer',
Op Uw bezwijkend, erfnis neer,
Om sterkt' aan haar te geven.

 

5. Uw hoop, Uw kudde woonde daar;
Uit vrije goedheid waart Gij haar,
Een vriendelijk beschermer
En hebt ellendigen dat land,
Bereid door Uwe sterke hand,
O Israels Ontfermer.
De Heer' gaf rijke juichensstof,
Om Zijne wondren en Zijn lof
Met hart en mond, te melden.
Men zag welhaast een grote schaar
Met klanken van de blijdste maar,
Vervullen berg en velden.

 

10. Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid;
Wie zou die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil;
Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
Ons 't eeuwig, zalig leven;
Hij kan, en wil, en zal in nood,
Zelfs bij het naadren van den dood,
Volkomen uitkomst geven.