Psalm 102 Oudjaarspreek 2014

Psalm 102

 

Psalm 102           Thema :                 Leven als een bloem

 

 

1.       Vergankelijkheid van de mens

2.       De klacht en het gebed van de mens.

3.       Gods trouw aan de mens tot in eeuwigheid.

 

Schriftlezing:     psalm 102 vers 1-29 tekst vers:12 en 13 : Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras. Maar Gij, Heere! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.

En letten op de verzen 24-29

 

Psalm 103 vers 15-18

              

 

1.Vergankelijkheid van de mens.

Gemeente het is weer Oudjaar vandaag. De dag die toegang geeft tot het nieuwe jaar. Het Nieuwe jaar waarvan onbekend is wat er gaat gebeuren. Komen er nieuwe rampen? Valt ISIS Europa binnen? Hoe zal het gaan in Jeruzalem? Zal er vervolging komen hier in Nederland? Allemaal vragen waar we geen antwoord op weten. Wat brengt het Nieuwe jaar?  Het is alleen God die het weet. Maar een ding weten we, we reizen naar de toekomst des HEEREN en  het Nieuwe jaar brengt ons dichter naar deze heugelijke dag. De dag waarop Hij Zijn bruid komt halen, de kerk en zijn Heilig volk. Hoort u daar ook bij? Weet u het eigendom van deze zaligmaker welke Christus is? Hij komt spoedig. Het nieuwe jaar brengt ons dichter naar deze toekomst. De tekenen dienen zich aan. Want straks zal deze tekst in vervulling gaan namelijk vers 14: Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. Ja Hij zal ze dan redden van de vijanden rondom hen, die proberen de laatste holocaust uit te voeren. Zijn volk  zal Hij dan niet in de steek laten, Hij zal ze beschermen. Hij zal ze bevrijden van hun ellendige onderdrukking van hun vijanden. Ja dan zullen er vele rampen en tekenen van zijn komst op heel de aarde zichtbaar zijn. Alleen degene die dan waken zullen Zijn komst verwachten, maar er zullen ook vele slapen. Velen zullen zich dan verleidt hebben door de duivel en de komende antichrist. Ik hoop en bid gemeente dat u daar niet onder mag gevonden worden. Want dan als Hij zal komen en u weet dat u Hem niet kent, ja  dan wacht de eeuwige rampzalig dood u. De hel ,ja waar ook de duivel is en daar wacht u een verschrikkelijk leiden en vurige pijn die nooit nee nooit zal over gaan. O gemeente bekeert u voor deze Heilige dag aanbreekt de dag der roem der dagen.

We willen nu eerst kijken naar ons tekst gedeelte vers 12 en 13: Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras. Maar Gij, Heere! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.

 

 

Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw. Ja mijn leven is slechts kort het is als een schaduw die verdwijnt. Als je een schaduw ziet, zie je die vaak heel kort. Deze zie je alleen als de zon er op schijnt, dan zie je de schaduw. Zo laat de Heere ook steeds weer opnieuw ontdekken dat het leven kort is en als een schaduw voorbij gaat. Dat komt soms plotseling en dichtbij. Bijvoorbeeld een familielid of kennis die overlijdt.  Een andere keer hoor je van rampen of ongelukken die mensenlevens eisen. Ja de mensen die straks zullen genoemd worden uit onze gemeente die dit afgelopen jaar het leven moesten verliezen .Velen van hen mochten het  inwisselen voor het eeuwige geluk. Ja deze schaduw kan zo ineens oprijzen. Die zwarte schaduw van de dood en een ieder zal dit eens overkomen, dat deze schaduw over zijn leven zal komen. Ja ieder mens zal eens sterven. Zo erg is deze schaduw van de dood. De dood die begonnen is na de val in het paradijs. Ja Adam en Eva die van deze vrucht aten, omdat ze als God wilde zijn. De straf was de dood die ze beiden eens zouden sterven  en in hun val hebben ze hun hele nageslacht en onze geslachten meegesleurd. Maar dan hoeven wij nog niet die vinger te wijzen naar Adam en Eva waarom zij van deze vruchten gegeten hebben. Nee want wij zijn even slecht, ja wij bevestigen hun daad als de onze , als wij  zonde doen. Als wij zonde doen en daarin volharden, grijpen wij opnieuw naar deze vruchten ,terwijl we weten dat God dat verboden heeft. De duivel ligt telkens op de loer en fluistert in onze harten, eet toch van deze vruchten. Eet toch, God vind heus niet erg als je een vrucht neemt. Maar dat is niet wat God zegt, nee dat is het tegendeel. Onze catechismus zegt het zo:

Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten?


Neen Hij, geenzins; maar Hij vertoornt zich schrikkelijk beide over de aangeborene en werkelijke zonden, en wil die door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwiglijk straffen; gelijk Hij gesproken heeft: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.

Dat is de straf voor de zonden. De eeuwige dood, maar deze vruchten zijn zo lekker en verleidelijk, ik kan er niet mee stoppen die te eten zegt iemand uit ons midden dan. Vlucht tot Christus. Hij weet het. Vlucht tot Hem en beleid je zonden, beleid dat je zo vast zit aan de zonden aan de vruchten.  Ja bid dat Hij je daarvan verlossen, want dat zal Hij doen. Hij heeft het belooft: Ik ben getrouw die het ook doen zal. Ik zal je verlossen om van deze boom te eten. Ook al zal dat steeds gepaard gaan met strijdt en aanvechtingen. Dat gaat met vallen en opstaan, maar Hij trekt je dan overeind en als je tot Hem bid ik kan het niet o Heere help mij. Ja Zal Hij je dan een schoorpioen geven of een ei? Nee Hij zal je bevrijden van het juk van de satan. Hij spreekt ook nu op deze Oudjaars dag. Kom tot Mij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.  Zal u dan toch niet willen luisteren gemeente? Is het zo niet heerlijk om zo het nieuwe jaar in te mogen gaan. Ja zo te weten dat wat er ook gebeurd in het Nieuwe komende jaar, dat je het eigendom van Hem mag zijn , ja en al glijd zelfs de schaduw des doods over je heen en moet je het leven laten, dan mag je weten wij(ik) gaan ten hemel in en erven (erf) koninkrijken.

Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw. Mijn leven gaat voorbij, maar als je mag weten Ik ben van Hem en Hij is van Mij dan hoef je niet te vrezen. Ja want dan al wordt je tachtig, al wordt je honderd ja dan blijft hunne vreugd gewis. zij zullen groen en fris gewenste vruchten dragen, om met verheugde monden te roemen ’t recht mijns Gods. In Hem mijn vaste rots is ’t onrecht nooit gevonden.

 

Om zo als je deze liefde mag kennen, de liefde tot Christus, dat je deze liefde ook mag uitdragen tot je naaste en hem /zij mag oproepen tot bekering.

 

In vers 12b staat ook nog : en ik verdor als gras.

Wat betekend dat? Voor ons betekend dat, dat ons leven ja vergaat als gras. Ik neem het voorbeeld uit psalm 103. Daar wordt over een bloem gesproken die bloeit. Eens komt daar een windvlaag over en dan knakt die steel van de bloem en verdord ze. Deze tekst is ook een klaagtekst met name voor mensen die lichamelijke ziekten hebben. Ik verdor als gras, mijn lichaam is ziek en verdord. Er is geen herstel meer mogelijk. Ook laat dit beeld zien hoe kwetsbaar een mensenleven is en slecht kort is. Die bloem groeit, bloeit en sterf weer af. Zo kort is ook een mensen leven het groeit, het bloeit en het sterf en word weer als stof. Een windvlaag en die bloem knakt, als God met eerbied gezegd blaast over u , mijn leven, dan knakt mijn bloem, dan knakt mijn leven , dan sterft het af, het word weer als stof. Zo kwetsbaar is ons leven dus. De Heere heeft onze levensdagen in Zijn hand en op Zijn tijd blaast Hij over mijn bloem , mijn leven en dat sterft af.

 De reden dat de dichter dit schreef is hun terugkomst uit ballingschap. De dagen van het volk van Israël in Babel leken net op een zonsondergang . Hun getal in Babel werd minder en hun volk werd kleiner . De Joden die wel God oprecht vreesden voelden zich verlaten en verworpen van God. En zo  bewogen was de dichter dat hij schreef: en ik verdor als gras.

 

2.De klacht en het gebed van de mens.

 

In punt 1 mochten we er al wat van zien. De reden dat de dichter dit schreef. Heere? Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw en ik verdor als gras. Als uitroep tot God in de hemel. O Heere ziet u ons dan niet? Bent u, uw volk vergeten? Die klacht kan ook zo in ons leven voorkomen. We voelen ons verlaten van God. Net als het volk Israël in Babel. De HEERE die hen strafte met de ballingschap. Jazeker zo kan de Heere ook ons tijdelijk verlaten, omdat we zondigen en waar zonde is wil God toch niet zijn? Hij haat de zonde en toornt daar verschrikkelijk over. Maar  de Heere zal ons niet voor altijd verlaten. Neen Hij heeft Zijn volk bezocht in Babel. Ja Hij heeft ze weer genade gegeven. Ze mochten weer terug naar hun land.

Zo wil ook God ons keer op keer genade geven. Hij biedt ze elke dag weer opnieuw aan. Ben je die zonde nog niet zat? Kom toch, stop er toch mee! Want die weg loopt naar het eeuwig verderf. Laat Mij toch je Leidsman zijn. Ik zal je dan uitvoeren uit het land van Babel, het land van de zonde en het verderf.

Ja toch mochten er ook God vrezende Joden nog zijn in Babel, ook al waren ze maar met een klein getal. Denk maar aan Daniël en zijn vrienden. Wat moeten zij zich verdrukt hebben gevoeld in Babel. Wat was het voor hun zo verschrikkelijk dat ze niet meer naar de tempel van de Heere konden, omdat deze verwoest was en zij zaten weggevoerd in Babel. Ze zullen het vast met de dichter van deze psalm hartelijk eens zijn geweest.

 

En daar klinkt dan zo ineens die roepstem vandaag. Heere mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras? Het leven gaat zo snel voorbij Heere! En dan om rondom je te zien hoeveel mensen er dit jaar niet zijn ontslapen. Wat erg! en wat kan dan ook die paniek je overvallen. Wanneer sterf ik? Wanneer is het mijn tijd? Soms komt ook deze vraag bij je boven : Heere waarom ik niet, waarom zij wel??

 

Er was eens in de tweede wereld oorlog een man uit het geallieerde leger die meevocht op het strand aan de kust van Frankrijk. De Omaha Beach. Deze man zag rondom Hem honderden vallen door granaten, door kogels van de Duitse vijand. Wonderbaarlijk bleef hij leven. Het vuur bestookte hem doch hij werd eenmaal alleen in zijn geweer geraakt. Ja toen ze de slag gewonnen hadden en toch door de linies heen gebroken waren. Kwam die vraag. O waarom stierf ik niet en velen anderen geliefden, kameraden wel? Deze vraag bleef zo bij deze man hangen. Zo wonderbaarlijk mogen wij ook God dankbaar zijn, dat we het volgende jaar mogen beleven. Wat is dat een wonder en dat is niet vanzelf sprekend. Ja ook al zie je dan rondom je velen mensen sterven  en ten grave nederdalen. Wat een kracht mag er dan  uit gaan uit dit vers uit psalm 91 Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken.  Wat een belofte wat er ook gebeurd de Heere wou me en wil me nog sparen.

 

De dichter van deze psalm heeft ook nog een andere klacht. Vers 24 en 25: Hij heeft mijn kracht op den weg ter neder gedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort. Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.

 

Velen stierven in droefenis en ellende in Babel. De dichter die deze psalm schreef voelde zijn krachten afnemen . Waarschijnlijk was hij ongeneeslijk ziek. Hij zag zijn einde aankomen. Ja mijn kracht is weg. Er is weinig van mij en mijn kracht over. Neem mij toch niet weg Heere. bid de dichter. Laat me nog leven. Ik ben in het midden van mijn dagen. Mijn leven gaat zo snel voorbij. Misschien is dit ook wel een vraag in uw leven als u ernstig ziek bent. Waarom laat mij God dit overkomen? Waarom ben ik ongeneeslijk ziek?

God heeft overal een bedoeling voor, ook al zien we deze nu nog niet, die bedoeling zal eens geopenbaard worden als u Hem zult zien in de hemel.

 

We weten ook de geschiedenis van koning Hizkia. Deze koning werd ernstig ziek en zou spoedig sterven. Ja hij bad tot God en huilde zeer. Toen liet God de profeet Jesaja zenden tot Hizkia , met de boodschap:  Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal u gezond maken. Ja Hizkia’s gebed werd verhoort. Hij kreeg 15 levensjaren toegevoegd. Wat een wonder. Zo verhoorde God Hizkia’s  gebed: “Neem mij toch niet weg Heere!”

Dat neemt niet weg dat God Zijn kinderen altijd hun gebed verhoort en dat God altijd weer gezond maakt. Integendeel vele kinderen van Hem sterven, ook aan ziektes. Gods weg is soms dan ook zo moeilijk te zien. We vragen dan af Heere waarom ik dan, waarom zij dan?  Ja God heeft met alles een bedoeling en Zijn wil is altijd goed , ook al doorgronden wij Zijn wil nog niet, ook al begrijpen wij Zijn wil nog niet, eens zal het geopenbaard worden waarom deze dingen zijn gebeurd. Wat kan dat moeilijk zijn om dan te bidden. “ Uw wil geschiede” . Maar Gods weg is altijd goed en daarom moeten wij ook getroost ons kruis leren dragen, met het vooruitzicht dat Christus ons voorging en dat Hij ons in alles gelijk geworden is. Je hoeft dan niet bang te Zijn. Hij weet van je af en al kom je dan bij de afgrond van de dood, dan mag je weten Hij is ook daar geweest en nu ga ik net als Hem ten hemel in en erf koninkrijken.

God verlengt niet bij iedereen zijn leven. Dat geeft ook , dat we de Heere vroeg moeten zoeken.

 

Jongeren beseffen jullie dit ook? Het leven is geen game of een spelletje. Het leven is niet over te doen. Het leven is slechts kort en gaat voorbij met al haar begeerlijkheid. Besef je dat?  Zoek daarom de Heere ernstig.  Onderzoek Zijn woord. Laat je niet verleiden om naar verkeerde films te kijken, cafés te gaan of met verkeerde vrienden om te gaan. Je zet daarmee je eeuwige bestemming op het spel. Verzoen je met  Christus voor het te laat is. Het einde is aanstaande. O jongeren en gemeente bid dan: Heere bekeer me, help me! Kom mijn ongeloof te hulp. Neem mij nu nog niet weg o Heere.

 

Ja wat een wonder dat de dichter ook mag schrijven: Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.

Ja de aarde zal vergaan, maar Gij zult blijven tot in eeuwigheid. Alles zal veranderen als een kleed, maar Hij zal niet veranderen. Hij  blijft dezelfde. Onthoudt dat gemeente!  De Heere blijft de zelfde, ook in het nieuwe jaar, Hij blijft dezelfde liefdevolle Heere. Hij blijft trouw aan uw, ook als uw hem verlaat en dat gebeurd zowel bij u en jouw als bij mij. Ja wij verlaten de Heere dikwijls en slaan andere wegen in.  Maar Hij wil u keer op keer weer brengen op het juiste pad.

 

 

3.Gods trouw aan de mens tot in eeuwigheid.

We mochten eerst horen van de klacht van de dichter. “Heere : Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.” Maar nu horen we ook na de klacht van de dichter, dat de dichter de Heere prijst: Maar Gij, Heere! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht. Het komt bevrijdend uit het hart van de dichter, die zo gevangen zat in de strikken van de dood. Hij mocht weten al gaat mijn leven ten einde, de Heere blijft bij mij tot in eeuwigheid en de  dood kan me zelfs van Zijn liefde niet scheiden.

De drie-enige God is een eeuwige God. Ja Hij was er al toen ik nog niet geboren was, Hij was er al toen de aarde nog geschapen moest worden. Ja Hij was er en Hij blijft tot in eeuwigheid. Wij kunnen daar ons geen voostelling van maken. Ik moet denken aan Augustinus. Volgens een legende dacht Augustinus eens na over de vraag wie is God?

Hij kon het niet begrijpen dat God er altijd al geweest was en nooit een begin heeft gehad. Ik denk dat u daar ook wel eens over na heeft gedacht.

Hij zocht uren lang een antwoord op deze vraag en dat kwam. Hij ging op een zekere dag wandelen langs het strand. Daar zag hij een jongetje wat water schepte met zijn schepje in een kuil. Hij vroeg : “wat ben jij aan het doen?” Waarop het jongetje antwoorde: “ik ben bezig de hele zee in deze kuil over te dragen.” Augustinus moest daarom lachen, maar het jongetje stopte met graven en zij tegen Augustinus: “Denkt u met uw beperkt verstand het wezen van God te kunnen begrijpen? Dat is onmogelijk dat kunt u niet. Gaat u maar naar huis en leer te geloven als een kind.” Zo is het gemeente, u moet leren geloven als een kind. U en ik gemeente kan dat niet begrijpen. Ons verstand is daar veel te klein voor vergeleken met deze grote en almachtige God. Maar neem nu eens die zee in gedachten , waar we het net over hadden. Zo’n uit gestrekte zee. Zo moet u ook Gods begin en einde zien. De zee heeft geen begin en geen einde. Het is een geheel. Zo is ook God zonder begin , zonder einde. Dat geeft ook iets ontzettends moois namelijk: Hij is er altijd geweest, Hij weet wie wij zijn, Hij wiet wie ik persoonlijk ben. Ja dat is een groot wonder. Deze God kent ons bij name. Hij kent ons karakter en  Hij kent onze zielen vragen. Wat mogen we daarvoor dankbaar Zijn. Er is geen enkele God die een persoonlijke relatie wil aangaan met ons. Maar Hij ja Jezus Christus wil dat wel. Hij hield zelfs zoveel van u, dat Hij naar deze aarde kwam om daar eens voor ons te sterven. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. En weet u hoe Hij ontvangen is? Hij werd bespot en veracht. Ja Hij werd gekruisigd en weet u? Wij, ja wij hebben Hem gekruisigd. Heb ik dat gedaan? Ja u en ik. Misschien hebben we het onwetend gedaan, misschien bewust  door te doen alles wat God verboden heeft, maar Hij vol van liefde en barmhartigheid hing daar aan het kruis en  schreeuwde  het uit: Vader vergeef het hun , want zij weten niet wat zij doen. Ja voor u is er nog vergeving. Door Christus bewerkt. Zou u dan niet naar Hem toegaan, Hem smeken om genade en bekering? Want Hij zegt: Johannes 6 vers 37: die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Ga dan tot Hem, Hij wacht op u.

 

We hebben net gezien hoe God eeuwig is, zonder begin, zonder eind. We willen nu nadenken over Gods trouw in eeuwigheid aan de mens.

 

Allereerst wil ik enkele voorbeelden ophalen waarin God Zijn trouw en liefde bewijst aan de mens.

 

We kijken als eerste naar Abraham. God beloofde aan Abraham dat hij een zoon zou krijgen. Deze belofte heeft jaren geduurd voordat deze in vervulling ging, maar toch bleef de Heere bij Hem, Hij bleef trouw aan Zijn woord en Abraham kreeg een zoon, namelijk: Izaäk.

 

Bij het tweede voorbeeld denken we aan Jozef. De Heere had hem een droom gegeven. Deze word in genesis beschreven. Ziet: de zon, en de maan, en elf sterren bogen zich voor mij neder. Hij kreeg de belofte dat hij over zijn broeders zou heersen. Zijn broers gooiden hem later in de put en verkochten hem aan een Midianietische kooplieden die in een karavaan langs Egypte reisden. Toen werd hij verkocht aan het huis van Potifar. Kinderen ik denk vast dat jullie deze geschiedenis wel kennen. Luister maar goed. Potifar ging eens een paar dagen weg, toen kwam de vrouw van Potifar en die zij: lig bij mij. Maar dat mocht niet hé kinderen, want ze was getrouwd met Potifar en de bijbel zegt je mag geen overspel plegen. Toen greep ze naar de mantel van Jozef om hem te dwingen met haar naar bed te gaan, maar Jozef vluchtte. Toen Potifar weer thuis kwam ging ze een leugen verhaal verzinnen en zo boos werd Potifar, dat hij hem naar de gevangenis liet brengen. Misschien heeft Jozef wel gedacht. Zouden Gods beloftenissen ooit haar vervulling missen. Maar de Heere hield trouw aan Zijn woord; Jozef werd op wonderbaarlijke wijze onderkoning en regeerde over zijn broederen, toen die later  naar Egypte kwamen vanwege de hongersnood in Israël.

 

Gods trouw is zo groot, soms zien Gods kinderen die tijdelijk niet, maar God blijft voor Zijn kinderen zorgen en bewaard ze.

 

Ik wil nog een voorbeeld nemen uit het nieuwe testament. We denken aan de apostel Paulus. De Heere die zo voor hem zorgde, door alle vervolging heen, want Paulus heeft veel vervolging mee gemaakt. Toch mocht hij zich toevertrouwd weten aan die ene God. Ik hoop dat u dat ook kan en zich mag weten. Hij werd later zelfs naar Rome gestuurd om zich voor de Keizer te beroepen.  Hij is de marteldood gestorven, maar hij mocht weten. Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd en ik heb het geloof behouden;

Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben.

O gemeente voor allen die Zijn verschijning hebben liefgehad geld die kroon van de rechtvaardigheid. Ja het eeuwig ,zalig hemel leven.

 

Al gaat je leven dan ten einde zeg dan “Heere mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, ja  ik heb de loopbaan geëindigd, maar heb het geloofd behouden. Nu mag ik voor eeuwig, ja voor eeuwig bij u zijn.” Wat heerlijk nooit meer pijn, nooit meer verdriet, maar voor eeuwig thuis bij mijn liefste, mijn Heiland.

 

Maar Gods trouw aan mensen is ook in onze tijd te zien. Denk maar aan hoe de Heere mensen in hun beproeving toch laat staande houden in het geloof.

In landen waar ze zo vervolgd worden ervaren zij juist Zijn trouw. De Heere zorgt voor hen, Hij geeft ze te eten, Hij troost hen in hun smarten, ja Hij is zelfs bij hen, Zijn liefde omringt hen.

En hoe is het in onze dagen? Ervaart u God nabijheid in uw leven? Ik weet het, soms kan het zover weg lijken, dan lijkt het alsof er geen God is, maar voelt u Zijn liefde tot u? Voelt uw Zijn bescherming. Hij zorgt voor u, Hij heeft u lief , met een innige liefde. Hij houd van u? Zal ik ze uit Mijn hand laten rukken? Nee, Hij beschermd ze tegen de aanvallen van de duivel, van de wereld en van ons eigen vlees. Hij zorgt dat we staande blijven, door Hem en mochten we dan somtijds dan toch in zwakheid vallen, in de zonde, Hij is getrouw die ons hiervan ook uithelpen kan en wil. Wat een liefde van de schepper, Hij beschermd Zijn kinderen. Wat er ook gebeurd. Al gaat uw door het dal van de schaduw des doods, Ik zal bij uw zijn.  Al ziet u rondom u duizenden vallen tot uw zal het niet genaken, want ik zal uw beschermen. U stok en staf die vertrooste mij. U bent mijn herder. Weet u de diepste trouw van God. Hij laat u nimmer in de steek. Denk eens aan die goede herder. Al komt er een beer of leeuw. Hij laat ze niet in de steek. Hij slaat ze dood. Al komt er een zonde in ons leven die ons van Christus wil weghouden, al komt de duivel om ons te verleiden. Hij laat ons niet in de steek. Hij zal met Zijn tweesnijdend scherp zwaard de duivel en die zonde doden. Zo lief heeft Hij ons, Hij heeft Zijn leven over voor de schapen. Wat een liefde van Hem, wat een trouw. Al word u ernstig ziek, Ik ben met u, al de dagen tot aan de voleinding der aarde. Tot aan de dood. Al is er misschien een handicap in uw leven. Hij zegt: zie eens maak ik alle dingen nieuw, een nieuwe aarde, waar nog rouw, nog gekrijt(gehuil/ jammeren) , nog dood meer zal Zijn en dan zal ik al uw tranen van uw ogen afwissen.

 

Vers 13b en uw gedachtenis , is van geslacht tot geslacht.

Daarom gemeente, verkondig u dit troostrijke woord, ook aan uw nageslachten, aan uw kinderen en kleinkinderen. Vertel hen van de grote wonderen, die Hij gewerkt heeft in uw leven. Vertel aan hen wat Hij Christus voor u betekend heeft en betekend. Zo dat vervuld mag zijn. Dan zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den Heere loven. Zal Hem dienen met oprechte harten. Ja zal hem lof verbreiden. Komt looft den  Heere. Want God heb ik lief, dien getrouwe Heer. Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen. Hij neigt Zijn oor, 'k roep tot Hem, al mijn dagen;
Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.

 "Och Heer', och wierd mijn ziel door U gered!" Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig.
De Heer' is groot, genadig en rechtvaardig, En onze God ontfermt zich op 't gebed.

Wat een trouw van Hem. Vertel het aan uw kinderen en kleinkinderen gemeente, want u komt die belofte toe en uw kinderen. Welke: de belofte dat de Heere uw God wil zijn en een persoonlijke relatie wil aan gaan met u en jouw. Want dan blijft Zijn gedachtenis van geslacht tot  geslacht, tot in der eeuwigheid.

Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw en ik verdor als gras. Het leven van de mens gaat als in een beeld daarheen. Gelijk een schaduw die verdwijnt. Had u geen mooiere tekst uit kunnen kiezen? Deze gaat alleen over maar sterven en eeuwigheid. Is dat zo? Weet je, we leren ten eerste uit deze tekst, dat ons leven kort is en dat we daarom vroeg de Heere moeten zoeken. Maar ten andere gaat deze tekst niet alleen over sterven. We mogen vanavond een verrekijker voor onze ogen houden. We mogen zien naar het toekomende, naar het eeuwige. De toekomst des Heeren, het eeuwig leven bij Hem. Dat geeft uitzicht het nieuwe jaar in. Hoe moet het verder?, ik weet het niet, maar Hij weet het  wel en ik mag weten:  ik reis getroost onder het heiligend kruis naar ‘t erfgoed hierboven, naar ‘t Vaderlijk huis. Soms bent u dan eenzame mus zoals vers 8 spreekt: u waakt en ziet uit, maar anderen kennen deze troost niet en bespotten u daarom, maar eens is er een eeuwig nest,  een huisje voor dat musje in het eeuwige Thuis bij Gods altaren .

 

We gaan afronden gemeente. Hoe ga ik getroost het nieuwe jaar in? Als u met Hem het nieuwe jaar in mag gaan, dan heeft u geen gevaar te vrezen. Al gaat u levenspad dan door het water, Hij zal bij u zijn, al gaat het  door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; al gaat het door het vuur, gij zult niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken. Hij roept u toe, komt allen die vermoeid en belast zijt en u zult rust vinden voor u zielen. Luister toch naar Mij en kom toch, want Ik zal u niet uitwerpen als u tot Mij komt. Is dat niet heerlijk om zo het nieuwe jaar in te gaan met Hem? In de ware rust? Ga met Hem zo het nieuwe jaar in, want dan is Hij uw behoeder en bewaarder in 2015 Amen

 

 

 

 

 

 

144:2                                                  VOOR DE PREEK

Wat is de mens? Wat is in hem te prijzen,
Dat Gij, o Heer', hem gunsten wilt bewijzen,
Dat Gij hem kent? Wat is des mensen kind,
Dat Gij het acht en zo getrouw bemint?
Hij mag den naam van ijdelheid wel dragen;
Zijn tijd is kort, en al zijn levensdagen,
Hoe groot, hoe sterk hij op deez' aarde zij,
Gaan snel, gelijk een schaduwe, voorbij.

 

39:3,4,5

 

3"O Heer', ontdek mijn levenseind aan mij,
Mijn dagen zijn bij U geteld.
Ai, leer mij hoe vergankelijk ik zij;
Een handbreed is mijn tijd gesteld,
Ja, die is niets; want, schoon de mens zich vleit,
De sterkst, is enkel ijdelheid."

4 Gaat niet de mens, als in een beeld, daarheen,
Gelijk een schaduw, die verdwijnt?
Men woelt vergeefs; men brengt met zorg bijeen,
Al wat op aard' begeerlijk schijnt;
En niemand is verzekerd, wie eens al
Die goedren naar zich nemen zal."

 

5 Nu dan, o Heer', wat is 't, dat ik verwacht?
Mijn hope staat op U alleen.
Verlos mij, door Uw onweerstaanbre kracht,
Van al mijn ongerechtigheen,
En stel mij niet, getrouwe Toeverlaat,
Den dwazen stervling tot een smaad.

 

 

102: 6,10,13,15

6: 'k Zie in rouw en ongenuchten,
Al mijn dagen mij ontvluchten,
Als een schaduw, die verdwijnt:
Ik verdor, als 't gras, dat kwijnt.
Maar Gij, Heer', zult eeuwig blijven;
Eeuwig zal Uw roem beklijven
En Uw Naam blijft in gedachten,
Tot de laatste nageslachten.

 

10 Dan, dan wordt Gods trouw verheven,
En Zijn dierbre gunst beschreven
Voor het dankbaar nageslacht,
Dat met lust Zijn wet betracht.
't Volk, in later eeuw geboren,
Zal Zijn macht en goedheid horen;
Zich in Zijnen roem verblijden;
Hem Zijn lofgezangen wijden.

 

13 Ach, de Heer' heeft mij doen bukken
Voor 't gewicht der ongelukken,
Ja, mijn levenstijd verkort,
Mij met rampen overstort.
'k Riep; "O God, mijn welbehagen,
Spaar m' in 't midden van mijn dagen!
Gij, door eeuw noch tijd te krenken,
Kunt mij hulp en uitkomst schenken."

 

15 Als een kleed zal 't al verouden;
Niets kan hier zijn stand behouden;
Wat uit stof is, neemt een end
Door den tijd, die alles schendt.
Maar Gij hebt, o Opperwezen,
Nooit verandering te vrezen;
Gij, die d' eeuwen acht als uren,
Zult all' eeuwigheid verduren.

 

NA DE PREEK

 

91:1,4,5

 

1 Hij, die op Gods bescherming wacht,
Wordt door den hoogsten Koning,
Beveiligd in den duistren nacht,
Beschaduwd in Gods woning.
Dies noem ik God, zo goed als groot
Voor hen, die op Hem bouwen,
Mijn burg, mijn toevlucht in den nood,
Den God van mijn betrouwen.

 

4 Gij zult aan d' een en d' andre hand,
Tienduizenden zien vallen;
Terwijl gij, in gerusten stand,
Bewaakt blijft boven allen.
Het dreigend leed vliegt u voorbij;
Alleenlijk zien uw ogen,
Hoe schrikklijk 't loon der bozen zij,
Die d' Almacht niet verhogen.

 

5 Ik steun op God, mijn toeverlaat,
Dies heb ik niets te vrezen:
Wie God vertrouwt, die deert geen kwaad;
Uw tent zal veilig wezen.
Hij zal Zijn engelen gebien,
Dat z' u op weg bevrijden;
Gij zult hen, in gevaren, zien
Voor uw behoudnis strijden.

 

 

48,6

Want deze God is onze God;
Hij is ons deel, ons zalig lot,
Door tijd noch eeuwigheid te scheiden;
Ter dood toe zal Hij ons geleiden.