Mijn leven was als een vuilnisbelt

Mijn leven was als een vuilnisbelt

 

Mijn leven was als een vuilnisbelt.

Waar het draaide om ikke, ik.

Ik was de enige grootte held.

Dat gaf mij zelf een kik.

 

Moest er toch uit halen wat erin zat?

Je leeft tenslotte maar een keer!

Maar zonder dat ik het door had,

Verwierp ik de Heer.

 

Dag aan dag stond de vuilniswagen voor de deur.

Om mijn zondige ik te dumpen in die wagen.

Ik had een hekel aan dat geleur.

Ook al begon het steeds meer in mij te knagen.

 

Ik leefde van kwaad tot erger.

K’ was immers nog jong.

Bekering kon altijd nog.

Ook al voelde ik iets wat mij daar toe dwong.

 

Tot op een dag de Vuilnisman kwam in mijn huis.

Vol liefde keek Hij mij aan.

“je gaat zo verloren jongen.”

Langs Zijn oog gleed een traan.

 

Mijn hart werd verbroken.

Ik, ik, wat was ik toch slecht.

Hij had mijn weerstand gebroken.

Zijn liefde voor mij, wat was dat echt.

 

Zijn genade maakte mij een ander mens.

Mijn zonden lagen nu in die vuilniswagen.

De liefde van Christus was zo intens.

Zo groot dat mijn ik werd verslagen.