Meditatie Hosea 6 vers 1

Meditatie vanuit Hoséa 6 vers 1:

Komt en laat ons wederkeren tot den Heere, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.

Het volk Israël dwaalde keer op keer van God en van Zijn dienst af. De ene waarschuwing na de andere werd verkondigd, maar nochtans gingen ze mee in het spoor van hun voorgeslacht. De afgoden en de afgodendienst achterna. Ja waar was die vrucht gebleven? Die tere Godsvrucht om God te zoeken en te dienen. Ach wat was die ver te zoeken in de tijd van Hoséa. Gelukkig mocht Hoséa ook enkele Godvrezende koningen meemaken zoals Jotham en Hizkia. Maar wat was het volk van Israël zo ver afgedwaald in de tijd van de goddeloze koningen. De koning had grote invloed en een voorbeeld functie in die tijd. En vele mensen gingen de goddeloze koningen achterna. Het dieptepunt is toch wel als het volk de goddeloze koning Manasse en zijn offerdienst achterna gaat. Honderden baby's gaan door de handen van een brandende afgod. Iets wat vergelijkbaar is met de geschiedenis van ons land. In de eerste eeuwen na Christus toen hier het evangelie nog niet gepredikt was. Eens in de zoveel tijd moest er een kind sterven om de goden gunstig te stemmen. Opdat de oogst goed zou gaan en er geen ziektes zouden uitbreken. En zo'n kind werd dan door middel van een grote hamer door een priester op de schedel geslagen en geslacht voor de goden zoals Wodan en Donar. En in die achtergrond kijken we naar de tijd van Hoseá. Wel is waar heeft hij waarschijnlijk net de tijd van koning Manasse niet mee gemaakt, maar het volk was even zo afgedwaald van God. Ze hadden God verlaten en ze moesten niets meer van God weten. Ze hadden andere goden in hun leven die ze meer achtten dan God. En hoe is dat in ons leven? Hebben wij nog andere goden of afgoden naast de Heere? Dat er dingen in je leven belangrijker zijn geworden dan de Heere. En dat kan zomaar van alles zijn in je leven. Hobby's, geld, ach noem het maar op. Maar afgoden zijn het van de dingen die de plaats van Christus in ons hart innemen. Dat Christus niet meer op de voorgrond en op de eerste plek in ons leven staat, maar dat we andere goden er op na houden. 'Ja laat ons wederkeren tot den Heere'. Tot Hem, ‘mijn God de bron van vreugd.’

En Hosea kreeg de opdracht van God om een vrouw ter huwelijk te nemen die vreemd ging met andere mannen en hoererij bedreef, om zo als het ware de afgoderij en de hoererij van het volk Israël af te schilderen. God had een verbond met hen gemaakt, maar zij wouden er niks meer van weten. Ze hadden God aan de kant geschoven en ze bedreven hoererij met de afgoden. En nochtans om al hun zonden, gaf God dat verbond niet op! Hij had het volk kunnen verstoten, kunnen verlaten. Een ander volk in plaats van Israël uitverkoren, maar neen. De liefde tot Zijn volk Israël was zo oneindig groot. Ondanks hun zonden en afvalligheid is er voor hen een weg der genade tot de Heere. En zo is er ook in ons leven de enige weg van behoud tot de Heere. Heden is er nog genade! 'Laat ons wederkeren'. En wat bedroeft hoe door de jaren heen van een zo christelijk land als Nederland wezen mocht een onchristelijk land is geworden. Een land wat afgoderij bedrijft, een land wat van God niet meer wilt weten. Een land wat andere goden en afgoden dient in plaats van de Heere. Een land wat eens een land was van gebed, is veranderd in een land van egoïsme, van haat, eigen liefde, verdeeldheid, een land waarin alles kan en mag. Nederland is een van de landen van Europa en misschien ook wel wereldwijd die voorop staat met euthanasie en abortus. Hier in Nederland kan en mag alles. Wat is er nog over van de kerken in ons land? Zovelen vandaag de dag worden gesloten, omdat er te weinig mensen meer naar de kerk gaan, omdat ons land seculariseert. En moskeeën openen de deuren in Nederland. De satan gaat ook in ons land rond als een briesende leeuw, om te grijpen en te verscheuren wat hij kan. En hij zaait geesteloosheid en verdeeldheid. Het begint met het niet zo nauw meer nemen van Gods Woord en de kerkdiensten. En er kan steeds meer en meer. Dubieuze films en muziek, ach in het begin heb je er nog wel moeite mee, maar als we niet waken gaan we mee in de wereld en haar begeerlijkheid en merken we het niet dat we van God afdwalen.

 

De overheid zou juist een voorbeeld moeten zijn van hoe het wel moet, maar wat is het in deze dagen anders, er wordt reclame gemaakt voor overspel en men vind het gewoon normaal. Het lijkt allemaal de gewoonste zaken van de wereld geworden te zijn,. En onder de invloed van D66 moet alles kunnen. Zondag moeten de winkels open en als je een pilletje wil nemen om te overlijden moet dat zomaar kunnen. Het is te raar voor woorden dat mensen massaal die pilletjes zijn gaan kopen nadat er een uitzending en reportage is uitgezonden op NPO over deze middelen. O Heere we zijn als land zo ver afgedwaald! En in hoeverre hebben wij als christen nog wat te zeggen in ons land? De afgoderij valt haast niet meer tegen te houden. Enkel blijft het gebed nog over. ‘Heere, blijf bij ons, verlaat ons land niet!’ Wat zal Hosea het in zijn tijd moeilijk gehad hebben. Er waren er nog wel die God oprecht wouden dienen en liefhebben, maar wat waren dat er weinig. Het merendeel moest niets meer van God weten, nee Baäl was voor hun, hun god. Hij kon hen een goede oogst geven en noem maar op. Ach wat kwamen ze bedrogen uit! Immers zegt niet die psalm, 'wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen.' De oogst werd er echt niet beter op, nee maar Gods toorn raasde over Israël. Na Zijn lankmoedigheid en geduld komt er een einde en komt de straf. Ja zo ook in ons leven! We kunnen God van ons af blijven schuiven en niets van Hem willen weten, maar eens is het te laat. Nu is het nog genade tijd, maar wie zegt dat het morgen geen eeuwigheid is! God laat niet met zich spotten! Ach sommige mensen denken dat ze alles kunnen doen en kunnen maken, maar wat blijft er straks van deze ijdele hoop over? Immers niet, het is ijdel en leeg, te vergeefs. Als we straks voor Gods rechterstoel staan met lege handen, en Gods genade veracht hebben. Elke dag dat wij leven en Zijn offer niet aannemen, is als het ware een slag in Zijn gezicht. De Vader geeft Zijn Zoon en met eerbied gesproken zeggen wij ; Hou Hem maar, ik hoef Hem niet! Nee wat dwaas als we op zulke grote zaligheid geen acht slaan. Maar laten we wederkeren, tot den Heere. Heden is er nog genade, is er nog vergeving, is er nog verzoening door Zijn bloed. Voor wie zonder dat offer niet meer kunnen leven, niet meer zonder Borg en Zaligmaker kunnen leven. Want Hij kocht de Zijnen o zo duur! Met goed en met bloed heeft Hij voor hen betaald.

God is geen God die graag toornen wil, nee staat er in Hosea 6, maar God heeft lust tot weldadigheid! En Israël? Ach ze offerden wel hoor. Kijk maar zeiden ze we offeren en we doen dit en dat. Maar wat een lege bedoelingen. Het ging niet met hun hart. Het ging het niet om de eer van God. Want goed zoekt Zijn eer, ook in ons leven. In de tien geboden staat dat God een Jaloers God is. En met een Jaloers God wordt bedoeld dat God ons hart vraagt en dat Hij wil dat wij Hem en dienen en Hem eren. Het doet Hem pijn en verdriet, als wij ons vertrouwen niet op Hem maar op afgoden stellen. Hij heeft ons geschapen opdat wij Hem zouden bedoelen, opdat we Hem alleen zouden eren!

Voor een goed voorbeeld moeten we niet kijken naar de overheid, zij is ver afgedwaald van God en Zijn wetten! Willem van Oranje gaf Zijn leven voor de vrijheid van Godsdienst en zie de partij D66 verkoopt ze voor een hachelijke prijs voor de afgoderij en zonden van deze wereld. Maar ook wij laten wij waken, voor de invloed van de samenleving en de begeerlijkheden van het vlees. Ik moet denken aan de woorden die Willem van Oranje uitsprak toen hij stervende was; 'Heere heb medelijden met mijn ziel en met dit arme volk'. Dat arme volk wat verdrukt werd en beproeft, wat vervolgd werd omdat ze Christus hadden lief gekregen in hun leven. "In de wereld zult ge verdrukking hebben". En nochtans waakt God over Zijn kinderen op deze aarde. Hij is hun Toevlucht en hun Schuilplaats in gevaren. Bij Hem en in Zijn armen zijn zij veilig. Wie tot Hem de Toevlucht hebben genomen en de wereld en haar goed hebben veracht is er een schat die nooit vergaat. Een schat en erfenis die zal gegeven worden aan degene die Hem vrezen. Ja wie Hem hebben gekust, zoals Psalm 2 dat zegt. 'Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne'. Verlaat u op den Heere en leer het alleen van Hem te verwachten. Als we op afgoden gaan bouwen wat komen we dan arm en beschaamd straks voor God uit, want wat nemen we mee in het graf? Psalm 127 spreekt over dat alles vergeefs is als wij Hem niet kennen : "Vergeefs op bouwen toegelegd, Vergeefs, om 't huis voltooid te zien,.."

Laat ons wederkeren tot den Heere, want Hij heeft verscheurd en Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.

Ja wij hebben de weg van God verlaten, en als we ons niet hebben bekeerd komt er tuchtiging over ons leven. Hij zal voor een ogenblik ons verlaten, maar als we ons hart aan de Heere over geven zal Hij ons met Zijn goedertierenheid voor eeuwig omringen. Wij hebben gezondigd tegen de Heere en David beaamd het. 'Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog, dies ben ik Heer U gramschap dubbel waardig'. Dan gaan we erkennen Heere vanuit mij zelf is er niets en enkel leegte. Ik ben een zondaar, maar U bent voor zondaren gestorven opdat ze het eeuwige leven zouden hebben, indien zij in U geloven en tot U de Toevlucht nemen. Het Lam, ja Christus door genade mogen gaan omhelzen. En dan verbind de Heere al onze wonden die we door eigen schuld in ons leven hebben opgelopen. Er is een weg tot de Heere, ja er is een weg tot God! Een weg tot wederkering. Laten we daarom ook bidden of God wil geven dat Hij ons land niet wil verlaten, maar een opwekking en herleving wil geven. Dat er weer velen in ons land tot Hem mogen komen.

En wat kunnen we veel van deze geschiedenis leren, wat is God lankmoedig jegens Zijn volk. Hij geeft hen keer op keer genade. En Hij stoot ons vandaag niet af, maar Hij biedt ons vandaag de enige troost in leven en in sterven aan. "Komt allen herwaarts tot Mij en vind rust voor uw ziel". En wat een genade als straks dat volk Israël eens mag wederkeren tot Christus. De Zaligmaker wien zij veracht hadden. Want vele volken zullen opstaan tegen Israël om het trachten definitief uit te roeien. Maar wie aan Gods volk komt, komt aan God zelf. En als de benauwdheid zal komen, zal Israël Hem Christus belijden en aanroepen als Zoon van God en zich tot Hem bekeren en Hij zal zich door Zijn volk laten verbidden en aldaar zal gans Israël zalig worden. "Komt laat ons wederkeren tot de Heere". Wat een troost is dat hé, een diepe vrede die alleen Gods kinderen mogen kennen. 'Ik ben de Zijne en Hij is de mijne'. Wat kan de wereld nog aantrekken, o wat een strijdt, maar God is voor hen een schild in het strijdperk van dit leven. Hij zal hen bewaren door Zijn kracht, omringen door Zijn nabijheid, liefde en zorg. En de vernieuwing van het hart vraagt dagelijks om wederkering tot de Heere, de dagelijks bekering tot Hem. Bij Hem is vergeving, bij Hem is er genade. Ach wat bieden al die afgoden je in de wereld? Ze kunnen voor een tijd voor vermaking zorgen, ze storten eenmaal allen in!

"Maar 's Heeren gunst zal over die Hem vrezen in eeuwigheid altoos dezelfde wezen. Zijn trouw rust zelfs op het late nageslacht." Komt laat ons wederkeren tot de Heere in alle ootmoed en nederigheid, bedelend bij de Bron der genade! Laat ons Zijn naam aanroepen. " En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden." Door de welke is Jezus Christus. Komt laten wij Hem aanbidden, komt laten wij aanbidden die Koning! Amen.

 

De Heer' is aan de spits getreden
Dergenen, die mij hulpe bien.
Ik zal, gered uit zwarigheden,
Mijn lust aan mijne haatren zien.
't Is beter, als w' om redding wensen,
Te vluchten tot des Heeren macht,
Dan dat men ooit vertrouw, op mensen, (afgoden)
Of zelfs van prinsen (goden) hulp verwacht'.

 

De Heer' is mij tot hulp en sterkte:
Hij is mijn lied, mijn psalmgezang.
Hij was het, die mijn heil bewerkte,
Dies loof ik Hem mijn leven lang.
Men hoort der vromen tent weergalmen
Van hulp en heil, ons aangebracht;
Daar zingt men blij, met dankbre psalmen:
"Gods rechterhand doet grote kracht."