Oktober preek 2020 Psalm 84 thema verlangen naar Gods Huis

Psalm 84             Thema verlangen naar Gods Huis

  1. Een schreeuwend hart
  2. Een bemoedigend verlangen
  3. Een rijke troost

 

Gemeente van de Heere, vanmiddag willen wij met elkaar stil staan bij Psalm 84. En Psalm vol van verlangen naar het Huis van de Heere. En vanmiddag neem ik u mee aan de hand van deze Psalm naar de voorhoven van de Heere, daar mogen wij een blik werpen in Gods Huis en in het hart van David. Het hart van David is zo vol van verlangen, verlangen naar Gods Huis om daar te mogen zijn. Dat is de plaats waar David graag wilt zijn, dat is de plaats waar zijn hart rust vindt in de Heere. Ja daar is de plaats gemeente waar onze ziel vrede mag vinden in de verkondiging van het evangelie voor zondaren.

En dan val ik vandaag gelijk met de deur in huis gemeente, hoe is dat verlangen bij ons? Bij David is dat een schreeuwend verlangen. Hoor maar in vers 3 waar David roept: “ Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des Heeren; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.” David kan niet zonder de Tempel van de Heere. Het is zijn verlangen om daar te zijn, om daar te mogen zijn waar de Heere is. En o gemeente hoe is dat bij ons, mogen wij dat verlangen van David herkennen in ons leven? Een schreeuwend verlangen, een roepend verlangen, een zuchtend verlangen? Om bij de Heere Jezus zijn, want ja dat is de plaats op aarde, dicht aan de voeten van de Heiland, om daar te mogen wezen. Om daar te zien al de schatten van de Heere geopenbaard in Zijn Woord, vermaand te worden door de prediking, getroost te worden door het Woord en gebed, en samen de Heere te mogen groot maken en prijzen. Mag dat uw en mijn verlangen zijn? Anna kon niet wijken uit de Tempel van de Heere. Vanaf het moment dat als het ware de deuren van de Tempel opengingen stond Anna daar al te wachten om naar binnen te gaan. Zo vol van verlangen om in het Huis van de Heere te zijn. Ja hoe is dat met ons gegaan de afgelopen tijd voor Corona? Waren we ook vol van verlangen net als Anna om naar Gods Huis te gaan, of was ons hart vol van de wereld en al haar schatten en moesten we als het ware gesleept worden naar de kerk. Totaal geen zin vandaag, en o is die dominee er vandaag, bah kunnen we niet thuis blijven? David verlangt naar Gods Huis. Spurgeon zegt het zo: “Hij weende, hij zuchte, hij pleitte en bad om het voorrecht deelachtig te mogen worden. Er zijn sommigen, die naar de kerk gedreven moeten worden, terwijl David hier zoó naar verlangde, dat hij er om weende. Hij had geen klokgeluid nodig om gewekt te worden en op te gaan naar Gods Huis, het heilig verlangen van David is een krachtige roepstem dan zilveren klokketonen”. Alles aan de Tempel is hem gans lief, de gordijnen, de voorhoven, de altaren. Denk aan je man of vrouw toen je mocht trouwen en elkaar het jawoord mocht geven. Jullie straalden van geluk, alles aan hem of haar is gans begeerlijk. O zo was het met David, alles van de Tempel was Hem gans begeerlijk. Hij straalde met de gedachte om te zijn in Gods Huis. “ Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen”. David had een heilig zielsverlangen om te mogen zijn in Gods Huis, Hij smachte naar de enige en levende God, zijn ganse gemoed was in dit verlangen, het geeft hem troost in zijn situaties, het geeft hem vreugde en het geeft hem hoop. Zijn geest is vurig door de werking van de Heilige Geest. Hij kan niet zonder de Tempel om die God van de Tempel. Want daar is de omgang met de Heere gemeente. Je hoort zoveel mensen tegenwoordig zeggen, wat maakt het uit of je nu een preek thuis luistert of in de kerk?! Ja gemeente dat maakt zoveel uit, als je dat verlangen kent van David om in Gods Huis te zijn. Om dicht bij de Heere te zijn. De tijdgeest in onze kerken beweerd het dat het geloof iets individueels is, dat is iets wat achter gesloten deuren moet plaats vinden. Maar zo is het niet, de Heere heeft toch niet voor niets geboden in Zijn Woord dat wij de samenkomsten van de gemeente niet mogen verachten. Gods Kerk is toch één lichaam met Christus. Denk aan de geloofsbelijdenis die we elke zondagavond belijden in de kerk. Ik geloof in de gemeenschap der heiligen. God wilt niet dat iedereen op zijn eigen houtje leeft met eerbied gesproken, maar wilt dat wij de samenkomsten niet nalaten. Samen één lichaam, met Christus. Samen Hem bidden, samen onder Zijn Woord, samen Hem groot maken.  

“Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des Heeren; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.” Dit verlangen van David is onverzadigbaar totdat het in vervulling gaat. Het diepste in zijn ziel verlang naar zijn God. Vers 3 wat ik net noemde laat zien dat de nood van David groot is. Hij lijkt het niet meer te kunnen uit houden, met een heilig Heimwee schreeuwt hij het met zijn hart uit, net zoals hij het uitroept is Psalm 42: “Ja, mijn ziel dorst naar den Heer'; God des levens, ach, wanneer Zal ik naadren voor Uw ogen, In Uw huis Uw Naam verhogen?” Ja gemeente kan u het ook niet meer uithouden?

Misschien is deze coronacrisis ook een eyeopener voor ons als kerk en gemeentelid. Dat we nu des te meer de waarde zouden gaan beseffen van de kerkgang die nu zo beperkt is geworden door Corona. Is het niet een teken van de eindtijd dat Christus spoedig zal wederkomen? Christus roept ons door de tekenen van de tijd. Blijft wakker gemeente, waakt en bid gemeente! Blijf bij het Woord, houdt vol gemeente Hij komt er aan. Alles wijst naar Christus wederkomst heen. Is Corona daar niet een voorbode van. Corona wat betekend kroon, ja de tijd van de kroning is nabij. Hij staat aan de deur en Hij klopt vandaag aan jouw hart. “Doe mij open mijn liefste, doe mij uw stem horen, want uw stem is zoet.” O gemeente verhard u toch niet, maar neemt Zijn genade toch ootmoedig aan. We leven in nog in het tijdperk van de genade, maar ook aan Zijn genade komt eens een eind. En dan is het straks eeuwigheid. Alles wijst heen naar die grote dag, die dag der Roem der dagen. De boodschap van de bekering gaat naar ons net zo uit, als naar Nineve. En gemeente het zou toch niet zo wezen dat Nineve zich wel heeft bekeerd op een preek van Jona en wij hier zondag aan zondag preek na preek mogen horen en ons niet bekeren. Ja maar moet er eerst niet dit en dat gebeuren in mijn leven? Moet ik niet eerst veel heiliger leven? Moet ik eerst veel zondekennis ontvangen. Nee gemeente, moede kom ik arm en naakt, tot de God die zalig maakt. Een dominee zei het eens zo, ‘heb je geen berouw, kom dan om berouw’. Kom zo gemeente als u bent naar de Zaligmaker. Hij roept ons waakt en bid, houdt vol. “Hebt dan goede moed, Ik heb de wereld overwonnen!” De satan gaat rond als een briesende leeuw om Gods kerk uit een te drijven.

Ach gemeente ik wordt soms zo moedeloos als ik al het nieuws in de media tot mij neem. Je hoeft maar op de site van het AD te kijken of bijna dagelijks staat er een negatief artikel over kerken en christenen en samenkomsten. De satan zaait verdeeldheid, de satan zaait haat. We moeten niet raar opkijken dat het steeds moeilijk in Nederland zal gaan met de vrijheid van het geloof. Christus heeft het voorzegt, en nog is het einde niet. Nee dit is nog maar een voorwee van wat komen gaat. Als straks de persweeën over heel de wereld zullen losbarsten. O gemeente hoe moet het dan met Gods kerk, kunt u daar ook zo over in zitten? Hoe moet het straks met mijn kinderen, kunnen ze nog naar een christelijke school. Is er straks nog wel geloofsvrijheid in Nederland, of wordt ons land straks beheerd door de Islam en tereur? Ziet Ik heb het u allen voorzegt. ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben’, ‘wie Mij willen volgen, nemen hun kruis op zich en volge Mij.’ Dat is niet gemakkelijk in onze dagen, onze opa en oma konden nog voor hun geloof uitkomen zonder veel spot en smaad te ontvangen. In onze dagen is dat zo anders geworden, christen zijn is tegen de wereld in zwemmen. En dat is iets wat de wereld niet graag ziet, zij nodigt je uit, kom op en doe als wij. Genieten met volle teugen, tot de dood in. Je ziet ‘Christen’ uit het boek van de Christenreis naar de eeuwigheid meegetrokken worden in de stad IJdelheid. We hoeven niet ver te zoeken vandaag de dag waar die stad zich bevind gemeente. IJdelheid is niet een ver van onze bed show. IJdelheid is naast de deur, als je deur uitstapt, loop je al in de stad IJdelheid. Ach dominee toch niet zo pessimistisch! Als we in onze straten lopen van onze woonplaats struikelen we haast over de posters die vrije seks promoten. Carrière, geld, dure auto’s we hoeven niet ver de deur uit te gaan of al die berichten, reclame en media komen tot ons. Hoe gaan we daar mee om? Het valt niet mee om in zo’n wereld staande te houden. Voordat je het weet wordt je meegetrokken in de stad IJdelheid en kom je er niet meer uit los. De Satan kent al onze zwakke plekken, voor de een is dat zijn werk, de ander zijn relatie, de ander zijn auto. De boze kent al onze zwakke plek en schiet elke dag met duizenden pijlen op ons hart om ons kwetsbaar hart te raken met de pijlen van de wereld. Om ons in te palmen met het geluk van deze wereld. Geluk? Ja schijngeluk, want deze wereld gaat voorbij, met al haar begeerlijkheid. “O Heere hoe kan ik ooit toch staande blijven”. Dan zijn we op de beste plaats gemeente. Aan de voeten van de Heere Jezus, ‘Heere wilt U mij helpen, de wereld trekt zo, ik houdt het niet meer vol’.

Soms kan je dan afvragen, waarom neemt God Zijn Kinderen niet tot zich, zoals Lamech, zoals Elia. Waarom moeten Zijn Kinderen zo lijden? Waarom komt Hij niet vandaag terug? “O Heere verlos mij van de boze”. De boze die steeds vat op mij probeert te krijgen. En gemeente het gevaar waar in wij leven en waar ik mij zulke ernstige zorgen om maak. De boze heeft een manier gevonden om de kerk als het ware uiteen te drijven. Neem Gods Woord weg in je leven en wat blijft er van je geloof over. Dat is nou juist precies waarvoor we moeten waken. Ondanks alle maatregelen heen voor Corona, moeten we zeker ook respect hebben voor de overheid, en indien mogelijk als het niet tegen Gods wetten ingaat de overheid gehoorzamen. Maar juist door steeds minder kerkgangers toe te laten in de kerk en maanden lang, wie weet tot straks een jaar lang. De duivel weet wel hoe hij de kerk kan verwoesten gemeente. En daarom waakt en bidt, volhard in de gebeden. Blijf luisteren naar de samenkomsten ook thuis, blijf Gods Woord lezen, verslap niet. Hoe moet het straks gaan met Gods kerk, denkt u daar ook aan in uw gebeden, of bent u vooral bezig met hoe het gaat het straks met mijn baan enz.? We mogen alles in de handen van de Heere leggen, Hij heeft beloofd, IK zal voor U zorgen tot aan de voleinding van de wereld. Niet de Satan heeft laatste woord over Gods kerk. Niet de Satan heeft laatste woord over ons leven, maar de Heere. Hij alleen zal uitkomst geven, zelfs als we het op z’n minst verwachten. Hij waakt over Zijn kudde, niemand zal Zijn schapen uit Zijn Hand rukken. Ja gemeente mogen wij dan niet zo vertroost doen reizen door dit aardse leven heen. Hij waakt over ons, met Goddelijke zorg, zonder Zijn wil zal er niets gebeuren, zonder Zijn wil zal geen haar van mijn hoofd vallen. Hij zorgt voor mij. Wat een wetenschap, wat een belofte. Ja daar mogen we dagelijks uit putten. Het valt niet mee om deze tijd door te moeten komen. Denk aan elkaar, bemoedig elkaar, bid voor elkaar, leef met elkaar mee. Is dat niet het wapen van Gods Kerk de liefde. De liefde van de wereld zal verkouden. Je kan het overal aan merken. Heel Facebook staat vol met haat over christenen, ik durf al die woorden geen eens te herhalen. Wat voor berichten allemaal niet gedeeld worden over ons als kerk. We dachten dat we er misschien wel gemakkelijk van af zouden komen in Nederland. “Maar wie Mij volgen, nemen hun kruis op zich.” Heeft u dat er voor over gemeente? Maar wie Hem zullen volgen, ja dat zal gaan met strijdt, met vallen en met opstaan, maar met Hemels Jeruzalem in vooruitzicht. “Maar ,blij vooruitzicht, dat mij streelt, Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen; U in gerechtigheid aanschouwen; Verzadigd met Uw Goddlijk beeld.” Die troost gemeente waar we straks bij hopen stil te staan die pakt niemand Gods kinderen af. Het echte Corona met eerbied gesproken gemeente komt nog. De echte kroning van God Kinderen op de Bruiloft van hét Lam. Alle oog zal Hem zien, heel de wereld zal wenen en proberen te vluchten, ja Gods Kinderen zullen ook vluchten. Ja wel niet van Hem af, maar juist naar Hem toe. Eindelijk verenigd met Jezus, eindelijk bij mijn Koning en bij mijn God, zoals David in deze Psalm Zijn Heere noemt. “Mijn Koning en mijn God”. Wat is dat groot gemeente als we dat door genade mogen zeggen en mogen weten. Hij is mijn Koning en mijn God. Ja mag u dat weten? We staan aan de deur van de eindtijd, Gods komst is nabij. Ja Zijn komst is verschrikkelijk voor de goddelozen, maar Zijn komst is voor Gods Kinderen die hun Heil volmaken zal. Nooit meer verdriet, nooit meer lijden, nooit meer gebrokenheid, nooit verdeeldheid in de kerk. Want wat is de kerk vandaag de dag zo gebroken.

David noemt het in vers 2: “Hoe liefelijk zijn Uw woningen”. Hij verlangt naar de Tempeldienst, naar offers, naar de gezangen, naar de geur van het brandaltaar, naar het voorhof van de gebeden. Ja hij verlangt naar hoe het wezen moet. Want ook in zijn tijd was alles niet hoe het moest zijn. Maar zijn verlangen was het naar het oprechte leven van de priesters in de Tempel, de pure en volmaakte offer en Tempeldienst. Daar lag zijn hart, daar lag zijn verlangen. “Hoe branden mijn genegenheen”. Heeft u ooit zo eens uitgezien naar de zondag, wat ga je dan anders naar de kerk. Met een hart wat vol verlangen om Christus te ontmoeten. Met een hart wat de Heere wilt ontmoeten aan Zijn tafel. Met een hart wat niet zonder Jezus meer kan leven. “Geef mij Jezus of ik sterf, buiten Hem geen leven, maar een eeuwig zielsverderf”. Ik kan niet meer zonder Jezus, mag u dat zo ervaren? Het is de eerste levensbehoefte van David geworden. Wat is het eerste waar u ochtends aan denkt? Wat is het eerste wat als u wakker wordt en opstaat wat u pakt? Uw telefoon? Of zijn uw gedachten bij de Heere. Zijn uw gedachte bij de preek van afgelopen zondag? In het leven van Gods Kind gaat het zo vaak met alle lek en gebrek. Keer op keer komen we weer achter, wat vallen we toch vies tegen. Weer die akelige boezemzonde, weer niet goed geluisterd naar de preken in de kerk. Hoe kan ik ooit volmaakt de Heere dienen! Dan liggen de woorden van Paulus op onze lippen; “Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere.” Ja Hij zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods, nu nog onvolmaakt, maar straks volmaakt. Om Hem volmaakt te mogen bedoelen, om Hem straks volmaakt te mogen prijzen. Dat is het verlangen geworden van Gods Kinderen, ze hunkeren naar die dag.

 

Onze tweede gedachte: Een bemoedigend verlangen

Davids verlangen naar Gods Huis is zo groot dat Hij de zwaluwen en de musjes gelukkig prijst. (vers4) De musjes die dag aan dag de Tempel binnen vliegen om te scharrelen naar de kruimels van het koren in de Tempel. Die musjes zijn daar iedere dag, en het wonderlijke is ze worden niet weggejaagd. Vroeger als kind begreep ik nooit zo goed wat die musjes en zwaluwen nou te betekenen hadden in Psalm 84, totdat ik gister en opnieuw vandaag mij mocht voorbereiden op deze preek en Gods Woord daarin open ging. Die musjes waar David over spreekt, zijn op alle momenten van de dag in de Tempel en eten van de kruimels in de voorhoven. Ja ongestoord kunnen ze zelfs tot de altaren in de buurt komen en bij de altaren zitten zonder te worden weggejaagd. Dan gaan we wel iets van Davids verlangen begrijpen. Zo als die musjes ongestoord ieder moment van de dag in de Tempel kunnen komen en de offers kunnen zien op de altaren en de Tempelzangen en alles omtrent de offer en de Tempeldienst. Zo verlangt David te zijn als van die musjes, om te mogen zijn op al die schatrijke momenten in de Tempel, in het Huis van de Heere. Om daar ieder moment van de dag te wezen, en al die offers te zien, om Psalmen te mogen zingen, om Hem te dienen. Ja dat kan toch alleen een Kind van de Heere wezen als je zo verlangt om in Gods Huis te zijn als die musjes.

Mag u zoals een van die musjes zijn waar David over spreekt? Wilt u zoals een van die musjes zijn en dan in onze tijd. Bij doordeweekse diensten van de kerk, verenigingen, alles wat in de kerk zich voordient, om daar aanwezig te zijn. Ja het liefst dat u zo vaak mogelijk in Gods Huis zo kunnen zijn om te luisteren naar Gods Woord. Onvoorstelbaar als we naar de tijd van Calvijn zouden kijken. Calvijn heeft in zijn tijd ingesteld dat er dagelijks een kerkdienst gehouden zou worden. Dat zou toch in deze tijd ondenkbaar zijn. Aan alle verplichtingen die wij ook door de weeks moeten doen. Maar toch zit er wel iets heel moois in. Iedere dag wordt je stil gezet bij het Woord van de Heere, of je het daar nu zin in hebt of niet.

En dan de zwaluwen. De zwaluwen bouwen hun nesten onder de daken van de priesters. Zo konden ze gemakkelijk aan voedsel komen als mensen naar de Tempel gingen en voedsel morsten buiten. Zo benijd ook David de zwaluwen. Ze wonen dicht bij het Huis van de Heere, en daar bouwen ze ook hun nesten en krijgen ze hun jongen. Kan je de lijn al trekken die de schrift ons aangeeft? Zoals die zwaluwen dicht bij de Tempel als het ware hun jongen krijgen, zo doelt David op de omgang van Gods Kinderen met hun kinderen in het Huis van de Heere. Van jongsafaan zijn die kleine zwaluwen dicht bij het huis van de Heere. Zo doelt David op ons leven dat wij onze kinderen, als wij die ontvangen mogen hebben uit de hand van de Heere al van jongsafaan mogen brengen in het Huis van de Heere. Wat Hij daarmee bedoelt is dat we vanaf jongsafaan je kinderen mag leren in de wegen van de Heere. Dat je ze de verborgenheden van God en Zijn Huis, van het evangelie mag onderwijzen en mag bij brengen. Je kinderen dicht bij de Heere Jezus mag brengen, zoals die zwaluwen hun jongen dicht bij het Huis van de Heere hebben. Zo dagelijks te mogen leven met je kinderen. Voor te mogen gaan in de weg die God ons leidt. Voorop te mogen gaan. Wat een zegen heb je kinderen als je zulke ouders mag hebben. Ouders die je vertellen over de werken van de Heere in de Bijbel, maar ook vertellen van de werken van de Heere in hun leven, in hun hart. Ouders die avonds hun knieën buigen aan de rand van hun bed om te bidden voor hun kinderen. Voorbidders noemen we dat. Gods kerk mist zoveel voorbidders.

Er is helaas zoveel kilheid in de kerk gekomen, veel mensen leven voor hun zelf en leven niet meer mee met anderen. Vele nog wel hoor, maar je ziet het erg afnemen. Je wordt ziek en niemand belt je of stuurt je een kaart. Gemeente zijn is naar elkaar omzien, na elkaar vragen, voor elkaar bidden, met elkaar leven, elkaar bemoedigen. Elkaar op te wekken uit te zien naar dag van Christus: “Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.”

“Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela.” David acht hen bevoorrecht die voortdurend bezig zijn in de Tempel, die bezig zijn met de offerdienst of wat dan ook. Of het nu een belangrijke taak is of een minder belangrijke taak, hij acht hen allen bevoorrecht. David zelf kan wel de Tempel in en de Tempel uit lopen, dat geeft af verkwikking en geeft rust. Maar wat dan voor priesters die dag aan dag offers brengen, dat moet toch een hemel op aarde zijn om zo elke dag in Gods Huis te zijn. Ga is bij jezelf na, herken je, je in wat David zegt. Kan ik maar ruilen zou David haast verlangd hebben om elke dag te Zijn in Gods Huis. Zou David dan altijd dat verlangen hebben gehad? David is ook een zondaar net als wij. Ik denk ook niet dat David elke dag zo’n verlangen heeft gehad naar de Tempel. Ik kan daar natuurlijk niet over oordelen, maar zonden houden je soms weg van de dienst en het verlangen naar de Heere. Denk maar aan de zonde van David en Bathseba. Pas toen de profeet Nathan was gekomen bekende Hij pas Zijn schuld aan de Heere. Hij zal denk ik echt niet verlangd hebben zonder schuld bekentenis om gewoon naar de Tempel te gaan en te doen of er niks gebeurd is. Ook in ons leven kan het zo gaan. Dat verlangen naar Gods Huis is niet altijd aanwezig in ons leven helaas. Dat doet ook zeer als je later wel dat verlangen weer opleeft. Waarom verlang ik zo weinig naar de Heere? Zonden kunnen in de weg staan om te verlangen naar de Heere en Zijn Huis. Kan dat niet een reden zijn in uw leven dat het verlangen zo is uitgeblust. Dat er onbeleden zonden zijn, dat er zonden zijn die je nog steeds zo aan de hand houdt en niet kan loslaten? Dat verlangt in onze leven is zo vaak zo ver weg te zoeken. Zeker als wij ons zo vaak in de wereld begeven. Het verlangen is uitgeblust naar de Heere. Ach zegt iemand hoe krijg ik dat verlangen weer terug in mijn leven. Dat verlangen naar Gods Huis, dat verlangen naar Jezus? O gemeente dat verlangen wil de Heere geven als we de schriften weer openen en lezen en gaan bidden. En meer dan dat, ons hart uitstorten voor de Heere Jezus. Maak Hem al je zorgen en je noden bekend. Breng ze bij de Heere.

Ik zelf ervaar ook in mijn eigen leven, hoe de natuur je geloofsleven met de Heere kan versterken. In de natuur is zo’n rust. Buiten als je gaat wandelen in een parkje, of een bos, of bij de zee waar dan ook, in rust en stilte even weg uit alle hectiek rustig te kunnen denken. Te kunnen neuriën, bidden tijdens je wandelingen, praten met Jezus. Gemeente dat is zo belangrijk in je leven. Ik had het aan de begin van de preek al over rust. Dat is juist wat de duivel niet wilt. Die zaait zoveel onrust in je leven. Alle drukte van elke dag, je gezin, je werk, noem maar op. Het neemt je zo in beslag en dan komt het geloofsleven op een laag pitje te staan. Hoe nu verder? En soms wordt je dan ineens stil gezet! Corona komt dichtbij, je bent in contact geweest met iemand, of een dierbare krijgt het. Je raakt toch wel bang, of je zit ineens in quarantaine. Plots is er stilte, eigenlijk best raar he dat we zo weinig raad weten met stilte. Zodra we even niks weten te doen, pakken we onze telefoon. Onrust, we kunnen niet meer tegen stilte. Denk ook wel dat het een wapen is van de duivel, onrust. Geen tijd voor de Heere. Je geloofsleven verliest telkens meer brandstof door het gebrek aan zuurstof van het Woord. Je geloofsleven bloeit niet van zelf, het heeft voeding nodig. Voeding om op te groeien, om vrucht te dragen. Daarom neem je rust en zoek de Heere in die rust. Daarom is het nodig dat we ook stil gezet worden door de Heere. Ik denk ook dat deze Coronacrisis juist ook een waarschuwing is voor de kerk. Hij komt eraan. Verslap niet, strijdt om in te gaan. Dat strijden dat kennen wij zo vaak niet meer, het is zo vaak slenteren geworden. Oeps weer aan die zonde toegeven, maar de volgende keer doe ik echt mijn best. “Strijdt om in te gaan, grijp naar het eeuwige leven”, zegt Paulus. Rust. Gods Huis is een plaats van rust. Daarom is het ook zo jammer dat kerkdiensten haast niet mogelijk zijn. Thuis kan je moeilijk concentreren op de preek van de dominee op de bank, je wordt snel afgeleid, je slaat gemakkelijk een gedeelte over, je doet ondertussen andere dingen. Waakt gemeente, sus niet in slaap.

“Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela.” Om nog even bij Spurgeon terug te komen. Davids hartstocht, ‘zijn verlangen naar Gods Huis is liefelijk voor de herinnering, voor het gemoed, voor het hart, voor het oog, voor de ziel.’ “De aarde bevat niets, dat zo verkwikkend is voor ons oog als de bijeenkomst van de gelovigen ter aanbidding van God.” Zondag is niet alleen de dag van lichamelijke rust, maar ook de ziel verlangt naar geestelijke rust.

Dan nog even dit gemeente. Ondanks dat het in de Tempel niet geheel volmaakt gaat, door menselijk handelen, staat dat niet zijn verlangen in de weg. Nee dat verlangen van David blijft even groot en onverminderd, ja juist wordt het nog sterker, met het oog op Christus de beloofde Messias. Met het oog op straks de volmaaktheid als Christus wederkomst, dat weet ook David, nu is het nog ten dele, maar straks is heel het dienen van God volmaakt en zonder zonden. En daar zit ook juist nu een les in voor ons. Wij moeten blijven verlangen naar Gods Huis, ondanks alle gebreken, ondanks alle verdeeldheid. Ja daar mogen we echt verdrietig om zijn en ons om schamen om al die gebrokenheid. Maar het verlangen mag daarom niet minder worden, maar net als bij David groot zijn, naar het toekomende. Straks is het voor eeuwig volmaakt. Ook heel belangrijk dat we als kerken juist in deze tijd elkaar weer opzoeken en samenwerken. Ook juist van kerken en kerkgangers gaat een spiegel af naar de samenleving. Wij worden als kerkgangers als het ware in de gaten gehouden. Dat merk je ook en dat vind ik heel triest, dat het AD en allemaal journalisten bij kerken gaan staan zondags om te provoceren. En toch dienen wij op Christus te lijken in al onze handel en wandel. Dat er van ons een getuigenis mag afgaan naar de wereld. Anna hé waar we het over hadden, kwam dagelijks in de Tempel, ze was er niet uit weg te slaan. Zij zal vast veel dingen gezien hebben in de Tempel die niet heilig waren en niet zoals God het had bedoeld. En toch bleef ze gaan, de gebrokenheid van de kerk of van de Tempel was niet de reden voor minder verlangen of om niet meer te gaan. Zo gemeente mogen wij ook ons niet laten leiden door gebrokenheid in de kerk. Maar vol van verlangen in de kerk te mogen arbeiden, vol vuur en heilige ijver. Zoals Christus de geldwisselaars de Tempel uit jaagt zo moeten wij vol vuur en heilige ijver wandelen en handelen in de kerk als het gaat om dwaling, maar vol liefde vermanen en zonder haat en twist.

 

“Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn.”

Gemeente je kan op zoveel dingen tegenwoordig je vertrouwen stellen, maar het brengt je slechts maar tijdelijk geluk, het geeft geen voldoening. Zoals zeewater, dorstige mensen die daarvan drinken, meer dorst krijgen, zo is het ook met de zonden en wat wij in ons leven aan de hand willen houden. Het kan je tijdelijk een kick geven, energie om verder te gaan. Maar uiteindelijk als je avonds in stilte thuis bent na alle hectiek van de dag blijft er zo’n leegte over, een schrijnend verdriet waar geen troost te vinden is. Maar vandaag mag ik u de blijde boodschap verkondigen, de boodschap van redding, van troost, van evangelie. O zouden we dan niet vandaag ons hart uitstorten voor God die leeft en aan mijn ziel het leven geeft. Welzalig is de mens wiens sterkte in U is. Als je alles mag verwachten van Hem, je Koning en jou God. Wat mag je dan getroost reizen, onder het heiligend kruis, naar het erfgoed daar boven. Naar het vaderlijk Huis. O want dat is het diepste verlangen gemeente wat David mag hebben. Het verlangen naar het eeuwige, het verlangen om met Hem en bij Hem te Zijn. Want die God van die Tempel is veel meer. Hij is die Tempel zelf, de Tempel die in drie dagen wordt afgebroken voor ons aan het kruis is gestorven voor zondaren. Dat is het diepste verlangen van David, om Hem zelf te mogen zien van aangezicht tot aangezicht. Nu nog ten dele, een deel proeven en smaken van die Koning in Zijn Huis, maar hoe zou het wezen gemeente als straks die aardse Tempel, dat aardse gebouw van de kerk vervalt en we voor eeuwig bij Hem mogen wezen. O gemeente daar kan geen aards gebouw tegen op. Nu nog ten dele, ja straks de volheid te mogen aanschouwen. Dat is het wat David getroost doet reizen, u ook? Ondanks al je pijn en verdriet in je leven. Zie op Jezus, zie op de Zaligmaker! Ja dan zijn niet al je zorgen weg, maar dan wordt je wel gedragen door hét Lam. Dan mag je opzien naar omhoog, dan kan je leven in een tijd van Corona. Wat er ook gebeurd om je heen, al is het zelfs in je eigen gezin. Het raakt je wel, en intens diep. Maar het geloof ziet verder, het geloof ziet naar omhoog. Vanwaar ik Mijn Zaligmaker verwacht. O Hij komt eraan gemeente. Wat een belofte, wat een toekomst voor Gods Kerk, voor Zijn Kinderen, voor Zijn Volk. Voor eeuwig verlost van dat zondige lichaam wat altijd tot hinken en tot zinken is gereed. Proeft u iets van dat verlangen. Psalm 84 is echt een Pelgrimspsalm, een Psalm voor op reis naar de eeuwigheid, naar het Vaderhuis. “ Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is”. Wie het alleen van Hem mogen verwachten ja die zullen getroost doen leven.

 

Onze laatste gedachte gemeente: Een rijke troost

Die pelgrims ziet u ze lopen? Op weg naar de Tempel, met een brandend hart. Ze verheugen zich om straks God groot te maken en hun offers te brengen. En onderweg door het tranendal van dit leven naar de hemel vinden zij allerlei vertroosting en verlichting in het Huis van de Heere en het uitzien naar de onuitsprekelijke vreugde en zalige genietingen die straks hun zullen wachten.

Ja daarom is het Huis van de Heere zo onmisbaar in het leven van een Kind van God. Je kan niet meer zonder. Gods Huis is als een Elim voor de dorstige ziel. Daar wordt de dorst gelaafd, daar krijgt de ziel nieuwe kracht om de nieuwe week in te gaan. Daar krijgt het geloof onderwijs in de schrift en in de leer. Het is niet goed om als een individueel christen te leven, iedereen voor zichzelf, als het ware je eigen Godsdienst en je eigen interpretatie van de Bijbel er op na te houden, zonder geestelijk onderwijs, wat de Heere wilt geven door Zijn knechten. Gods Huis is voor de pelgrims een Huis van verwachting. Een Huis waar Gods gemeente, Gods Volk, Zijn komst met blijdschap verwacht. Helaas staan we er als kerk zo weinig bij stil bij de wederkomst. Terwijl juist vooral het Nieuwe Testament er vol mee staat. Misschien wel de helft van de Bijbel gaat over de toekomst die straks aanstaande is. Gaat het om met blijdschap te verwachten en bereid te zijn om de Heere te ontmoeten. ‘Een ware kerk is een verwachtende kerk’ ,zei ik ooit. Een kerk die niet verlangt te dealen met al het tegenwoordige, we moeten het er nu allemaal mee doen. Nee zo niet, Gods kerk is als een bruid, die uitziet naar haar Bruidegom. “God des Leves ach wanneer”.  Gods kerk is een kerk die omhoog kijkt, die vurig bid, om de wederkomst van de Heere. “Kom Heere, Maranatha” Die roep van Bruidskerk gaat Hem ter harte, die roep zal steeds groter en steeds heviger worden. “Ik kom haastig”, zegt de Bruidegom. Nog een kleine tijd en dan zal Hij komen. Gods Huis mag de rots zijn in de branding van onze samenleving. Tussen al het geweld, openlijke zonden en afgoden. Gods Huis mag nog een afspiegeling zijn van hoe het zou moeten wezen. Zie daar de pelgrims, ze gaan op weg naar Gods Huis, zoals wij op weg zijn naar ons eeuwig huis. “Want de mens gaat naar zijn eeuwig huis”.  Straks zal de rouwstoet ook in uw straat komen. De Bruidegom staat nu nog met open armen. “Geef je hart toch aan Mij, laat je toch met Mij verzoenen.” Hij trekt met koorden van goedertierenheid, Hij roept iedere zondag nog heden door middel van klokgeluid, kom op naar Gods Huis. Hij roept u nog iedere zondag, zolang het mogelijk is vanaf de kansel, “Wend u naar Mij , gij aller einde der aarde”. Dat gaat niet vanzelf gemeente, ons vlees is zo zwak en ons hart is zo hard als steen. Maar van stenen harten, maakt Christus vlezen harten. “Komt dan tot Jezus, laat u heden met Hem verzoenen.”

Dan die regel uit vers 7: “Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.” Wat wordt daarmee bedoeld? Nou die regen is als het ware Gods Vaderlijke zorg in ons leven. Hij voorziet ons in ons dagelijks leven alles wat wij nodig hebben. Zoals de kinderen Israëls in de woestijn manna kregen en kwakkels, zo krijgen Zijn kinderen al wat zij nodig hebben om in deze aardse strijdt te volharden en te doen overwinnen. Het zal hen aan niets ontbreken, en al wat zij nu moeten ontberen, zullen daar straks ruimschoots voor vergoed worden in de toekomende heerlijkheid. Al wat hen nu wordt aangedaan, hoe zij worden vervolgd, hoe zij worden gemarteld en gedood. Ze zullen eens al de heerlijkheid van de Heere erven en al Zijn schatten worden de onze. Is dat geen troost gemeente?

En onderweg in dit leven stellen zij Hem tot een fontein. Uit Hem en uit Zijn Woord mogen ze kracht putten. Hij voorziet hen van al het nodige, Hij voorziet in al uw lijden, in al uw verdriet.
“Maak al u begeerten bij Hem bekend met dankzegging, zegt Paulus, en de vrede die alle verstand te boven gaat zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus.” “Zij gaan van kracht tot kracht;”

Spurgeon zegt iets heel moois over deze tekst. “Zij gaan van kracht tot kracht.” “Wil zeggen verre van vermoeid te zijn, vergaderen zij kracht naar mate zij voortgaan. Hun lied wordt des te liefelijker en des te vollers. Als de hemel het doel is van onze tocht, dan groeien wij, naarmate wij voortgaan.”

Ons verlangen wordt des te heviger, ons roepen wordt des te krachtiger. Als wij wandelen op Gods weg en ons leven in Zijn dienst besteden dan zullen al onze krachten toe nemen. “Ik stijg op als een arend”. De Heere die draagt mij en Hij zorgt voor mij. O dan kan je nog zoveel morgen maken om Gods Kerk. Hoe moet het nou straks met Gods kerk? De kerken lopen leeg, samenkomsten zijn haast niet mogelijk. Maar het geloof ziet omhoog naar Jezus. Hij draagt zorg over Zijn Kerk, Hij draagt zorg over Zijn kudde. Het loopt Hem allemaal niet uit de hand. Hoe zeer wij ook allen vechten tegen Corona, we moeten het allemaal samen doen, wij kunnen het onder controle krijgen zegt de wereld. Maar alles ligt onder de heerschappij van Koning Jezus. Geeft dat niet een stuk rust en een stuk overgave. Hij wilt ons leren dat wij ons afhankelijk van Hem bevinden. De wereld is in rep en roer, staat op z’n kop door iets wat niemand zag aankomen. Je zou uitgelachen zijn als je 10 jaar geleden dit had voorspelt. Zo zie je de kwetsbaarheid van de mens als ze terug geworpen wordt op zich zelf. Ze kan zich er niet uit stellen, ze kan het zelf niet bereiken, hoe zeer ze ook hun best doen. “God is rechter die het beslist.” De mens dacht als God te kunnen heersen, maar kwam bedrogen uit. We kunnen zoveel aanhalen wat de reden van deze pandemie kan zijn. Gods oordeel over de wereld? Over al de vermoorde baby’s in de moederschoot, over Euthanasie, over al Gods wetten die we met de voeten vertreden. Is het een reden van de satan om ons uit elkaar te drijven?  Is het een beproeving van God of wij staande houden in de voorweeën naar de persweeën die komen gaan? We weten het niet, wel dat Gods kerk is afgedwaald en bloed uit duizend wonden. En dat we niet moeten neerkijken op al die anderen mensen die in de wereld leven. Nee laten we vandaag de dag maar de hand in eigen boezem steken. Hoe ver zijn wij niet afgedwaald in Gods Huis, in de dienst van de Heere. Zoveel verdeeldheid, zoveel gebrokenheid. “Wij zijn van het Heilspoor afgegaan.” Corona wil ons wakker schudden.

“Heere, God der heirscharen! hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela. O God, ons Schild! zie, en aanschouw het aangezicht Uws gezalfden.” Hoor David gaat verder met zijn pelgrims lied. Hoor mijn gebed Heere, neem het ter ore, zie toch op Uw Zoon. De roep van David en de roep van Gods kind. Zie toch op Uw Zoon Heere. Ik heb er niks van terecht gebracht, ik ben niet waard. Maar wil toch om Uw Zoons wil naar mij omzien. Mij als Uw zoon zien. Dan ben ik veilig voor al het rumoer van de wereld. Van al de aantrekkingskracht van de stad IJdelheid. Dan mag ik mij verzekerd weten, dat nog dood, nog leven mij zou kunnen scheiden van de liefde van Christus.

“Want een dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid.” Wat een wonder als de Heere in je leven mocht komen. Al je afgoden verdwenen op de vuilnisbelt. Ze waren niets meer dan ijdele vreugde in de tenten van de goddeloosheid. Voor David is Gods Huis zijn grootste verlangen. Hij kan niet meer zonder Gods Huis in zijn leven. In deze tijd wordt gewaar hoe dat in ons leven is, nu de kerkgang onder druk komt te staan. Mis je de kerk, is er iets veranderd in je leven, of laat je eigenlijk helemaal koud? Nee dat is bij David niet het geval. “Een dag in Uw voorhoven is mij beter dan duizend dagen waar dan ook. En als we dat nu eens op ons eigen leven betrekken? Vult u het maar in…… Een dag in Uw Huis is mij meer dan……. Twee weken op vakantie, hotel, verjaardag, salaris, feestje. Vult u het maar in. “Een dag is mij meer”. Hebt u wel eens van die momenten gehad in de kerk? Ik mocht zulke rijke momenten meerdere keren hebben. Vaak ook als het Heilig Avondmaal was. Met stille aandacht zit je daar aan Gods tafel. Voor een klein kind lijkt het zo lang te duren als je in de bank zit te kijken naar de Avondmaalstafel. Maar Gods Kind aan de Avondmaalstafel is daar haast niet weg te slaan. Was het maar langer, het was zo voorbij. Of u werd geraakt door een preek en voordat u het wist zei de dominee al weer amen. Dat zijn zulke rijke momenten in je leven, die je altijd zal blijven koesteren. Een dag in Uw Huis is mij meer. Och mocht ik op de drempel staan van de ingang van de kerk. Liever dat dan dat ik mij begeef in een Bioscoop. Op de drempel van Gods Huis mag je nog meer zien dan in heel die Bioscoop film in de zaal zelf. Als je de kerk mag inkijken, zie je de preekstoel met daarop de Bijbel open. Gods Woord mag nog steeds vrij in ons land gepreekt worden. Ja ondanks alle tegenstand die we wel in ons dagelijks leven ondervinden. En als ik het ware op de dorpel sta mag ik horen het gezang van de gemeente. De kostbare woorden en zinnen van de gevoelens van Gods Kinderen. Daarom de Psalmen zijn zo belangrijk, ze drukken de diepste gevoelens uit van het hart van Gods Kind. Mocht ik op die drempel staan. Daar horen, het gebed van Gods knecht.

Ik moet onwillekeurig denken aan de bekering van Spurgeon. Spurgeon kwam tot het geloof toen hij in slechte weersomstandigheden op een zondag een kerk zag staan. Hij vluchtte de kerk binnen voor het slechte weer en ging op de achterste bank zitten in de kerk. En onder de prediking kwam het Woord van de Heere in zijn hart, Gods knecht mocht zaaien in het hart van Spurgeon en later is hij een van de bekendste en grootste predikanten geworden van Engeland. Hoe kan Gods weg gaan gemeente. Nee we krijgen niet allemaal zo’n bekering, daar moet je ook niet op wachten. Maar begeef je tot de middelen die Christus ons geeft. “Of mocht ik in die Heilige gebouwen.” Wat kan dat een heilig heimwee geven gemeente. In de tijd waarin wij leven is kerkgang nu ineens zo gering. En veel christenen hoor je daar zo makkelijk over praten, het lijkt wel zonder gemis. “Och, mocht ik in die heilige gebouwen, De vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog; Zijn lieflijkheid en schonen dienst aanschouwen! Hier weidt mijn ziel met een verwond'rend oog.” Dat is toch het geheim van Gods Huis. “Daar mag ik de Heere ontmoeten, luisteren naar Zijn liefde stem.” Deze Psalm van David gemeente komt ineens zo dichtbij. “Heere ik verlang naar Uw Huis.” Ik was van plan om een dankpreek te houden over Psalm 116 als de Corona maatregelen zouden afnemen en de kerkdiensten weer grotendeels mogelijk zouden zijn, maar helaas is daar nog niet van gekomen, maar toch wil ik straks met deze Psalm. Ook een Psalm van een groot verlangen naar Gods Huis deze preek afsluiten.

“Ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid.” Dat is iets wat de wereld totaal niet begrijpt. Overal op talkshows, je hoort overal hetzelfde geluid. Kerken worden vergeleken met voetbalstadions en noem maar op. Het wordt op een hoop nat gegooid. De wereld kan het niet begrijpen wat dat verlangen van een pelgrim nu daadwerkelijk inhoud en wat een pijn een gemis het geeft om niet op te mogen naar Gods Huis.

“Want God, de Heere, is een Zon en Schild; de Heere zal genade en eer geven; Hij zal het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen.” God voorziet Zijn Kinderen van Zijn beschermingen. Een zon van boven die hen zicht geeft op mogelijke vijanden die zich in de buurt schuilhouden. En een schild als van rondom. Een licht om de weg te wijzen, een schild om de vijanden te weren. Zalig zijn zij die zulk een Koning en God mogen hebben in hun leven wat zijn zij gezegend met zo’n Heere die over hen waakt, met een goddelijk oog. Over die bescherming gemeente staat een heel treffend artikel in de Nederlandse Geloofsbelijdenis die u zeker thuis is zou moeten doorlezen. De Heere is een schild en een zon voor hen die op Hem betrouwen. Zij mogen zich veilig weten onder Zijn bescherming en onder Zijn heerschappij. “Een vaste Burcht is onze God, een Toevlucht voor de Zijnen.” Waar kan de wereld heen in al haar verdriet, ze wordt ten diepste iedere keer weer op zich zelf geworpen. Maar Gods kind mag alles overgeven in de handen van de Vader. En wat er ook op onze weg zal gebeuren, alles gaat eerst door Zijn Vaderlijke handen eer Hij ze ons toe schikt. O hebben wij niet een heerlijk en zo groot God! De Heere zal genade en ere geven. Bij Hem zijn beiden in overvloed. Alles in de handen van de Heere Jezus. “Hij zal het goede niet onthouden degenen, die in oprechtheid wandelen.” De genade doet ons wandelen in oprechtheid en verzekerd ons van alle beloften van het verbond. We mogen pleiten op Gods beloften. Zijn Woord staat vol met beloften, zo rijk, zo vol. Dagelijks mogen we daar nieuwe kracht uit putten. ‘Op Zijn beloften mogen we pleiten, Heere U hebt het beloofd.’

We zijn aan het einde gekomen van Psalm 84 gemeente. We gaan afronden. Welzalig zegt David is de mens die op U vertrouwt. Dat is toch eigenlijk haast de kern van de boodschap die ik u mee wil geven naast de boodschap van het evangelie. Vertrouw op de Heere, verwacht alles van Hem, Hij zal het wel maken. Hij zal voor U waken, Hij zal voor U zorgen. Ik mag mij weten geborgen in de handen van de Vader. Hoe het ook zal gaan in 2020, met de wereld, met Nederland, met ons gezin. Hoe de duivel ons ook tart en van alles afneemt. We mogen het hoofd opwaarts heffen naar omhoog, daar is onze verwachting op Hem. Al neemt de boze ons alles af, delf vrouw en kinderen het graf, het brengt hem geen gewin. Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Dat is een troost die de wereld ons nooit zal afpakken, dat is een troost die blijft in eeuwigheid. Deze troost dat ik met lichaam en ziel beide in leven en sterven het eigendom van mijn geliefde Zaligmaker Jezus Christus mag wezen. Dat geeft houvast in deze donkere tijd. De wereld grijpt zich vast aan allerlei zaken, maar ze glijden vanzelf weer uit hun handen. Maar zij wie op de Heere vertrouwen liggen in Christus verankert. De wereld kan hen niet scheiden. De duivel kan hun liefde niet uitdoven, maar het verlangen van Gods Kerk wordt des te heviger.

 

“Kom Jezus, kom haastig.” Hoor daar klinkt een pelgrimslied. Zingt u mee gemeente? Met de roepstem van de bruid?

 

Ik zal Uw Naam met dankerkentenis,
Verheffen, U al mijn geloften brengen;
'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen,
In 't heiligdom, waar 't volk vergaderd is.

Ik zal met vreugd in 't huis des Heeren gaan,
Om daar met lof Uw groten Naam te danken.
Jeruzalem, gij hoort die blijde klanken.
Elk heff' met mij den lof des Heeren aan!

Daar gaat de kerk nooit meer uit. Maar daar zal het wezen voor eeuwig en altoos kerkdienst bij Koning Jezus. Dan staan we als het ware nu nog bij de dorpel, maar straks mogen we binnentreden, om nooit meer uit te gaan. God zij de glorie. Amen.

 

 

Psalmenkeuze                 Preek Psalm 84

 

Voor de preek:

 

Voor het Votum

Psalm 84 vers 1

Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot,
O Heer' der legerscharen God,
Zijn mij Uw huis en tempelzangen.
Hoe branden mijn genegenheen,
Om 's Heeren voorhof in te treen!
Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen;
Mijn hart roept uit tot God, Die leeft,
En aan mijn ziel het leven geeft.

 

Na het Votum

Psalm 11 vers 2

Dus wordt gewis, in 't veilig samenleven,
De grondslag van 't vertrouwen omgerukt;
Wat heeft het volk, 't rechtvaardig volk, misdreven?
Maar d' Opperheer, voor Wien al 't schepsel bukt,
Ziet van Zijn troon oplettend naar beneden:
Hij, die nooit duldt, dat d' onschuld wordt verdrukt,
Proeft elks gedrag, zelfs met Zijn ogenleden.

 

Na de geloofsbelijdenis:

Psalm 27 vers 2 en 3

2. Al zie ik zelfs een leger mij omringen ,
Nog vrees ik niet, 'k verlaat mij op den Heer'!
Al wil men mij door enen oorlog dwingen,
'k Leg mij gerust hierop vertrouwend naar.
Deez' ene zaak heb ik begeerd van God,
Daar zoek ik naar, dit zij mijn zalig lot:
Dat ik, zo lang mij 't levenslicht bescheen,
In 's Heeren huis mocht wonen hier beneen.

 

3. Och, mocht ik in die heilige gebouwen,
De vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog;
Zijn lieflijkheid en schonen dienst aanschouwen!
Hier weidt mijn ziel met een verwond'rend oog.
Want God zal mij, opdat Hij mij beschutt',
In ramp en nood versteken in Zijn hut;
Mij bergen in 't verborgen van Zijn tent
en op een rots verhogen uit d' ellend'.

 

Na het bidden:

Psalm 84 vers 2,3,5

2. Zelfs vindt de mus een huis, o Heer',
De zwaluw legt haar jongskens neer
In 't kunstig nest bij Uw altaren,
Bij U, mijn Koning en mijn God,
Verwacht mijn ziel een heilrijk lot;
Geduchte Heer' der legerscharen,
Welzalig hij, die bij U woont,
Gestaag U prijst en eerbied toont.

 

3. Och, mocht ik in die heilige gebouwen,
De vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog;
Zijn lieflijkheid en schonen dienst aanschouwen!
Hier weidt mijn ziel met een verwond'rend oog.
Want God zal mij, opdat Hij mij beschutt',
In ramp en nood versteken in Zijn hut;
Mij bergen in 't verborgen van Zijn tent
en op een rots verhogen uit d' ellend'.

 

5. O God, die ons ten schilde zijt,
En ons voor alle ramp bevrijdt,
Aanschouw toch Uw gezalfde Koning.
Een dag is in Uw huis mij meer,
Dan duizend, waar ik U ontbeer;
'k Waar' liever in mijn Bondsgods woning
Een dorpelwachter, dan gewend
Aan d' ijdle vreugd' in 's bozen tent.

 

Na de preek:

 

Psalm 116 vers 10-11

10. Ik zal Uw Naam met dankerkentenis,
Verheffen, U al mijn geloften brengen;
'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen,
In 't heiligdom, waar 't volk vergaderd is.

 

11. Ik zal met vreugd in 't huis des Heeren gaan,
Om daar met lof Uw groten Naam te danken.
Jeruzalem, gij hoort die blijde klanken.
Elk heff' met mij den lof des Heeren aan!

 

Na het dankgebed:

Psalm 37 vers 6 en 10

 

6. 't Zachtmoedig volk zal eens den vollen vrede
Genieten, in de zoetste rust verblijd,
En erven d' aard'. Hoe ook de booz' en wrede
Op d' onschuld loer', de tanden kners' van spijt,
Hoe listig hij op haar zijn aanslag smede,
De Heer' belacht het wrokken van dien nijd

 

10.Geen druk beschaamt hun hoop in bange tijden,
Geen hongersnood doet hen verlegen staan;
Gods goedheid zal hen voeden en verblijden;
Maar 's Heeren toorn de bozen nederslaan.
Als 't mestlam, dat men zag ten offer wijden,
Zal met den rook, het heilloos rot vergaan.