In het dal van de schaduw des doods.
Soms gaat je levenspad door de dalen heen.
In het duister waar het licht der zon verdween.
De eenzaamheid grijpt aan, het verdriet zo intens groot.
Liefdeskoorden door gesneden, verloren aan de stille dood.
Wat kan die vraag van waarom zo steken.
Waarom ging het deze weg en weet God wel van mijn verdriet?
Mijn lijden en mijn pijn brandend als een blijvend vraagteken.
‘O Heere draag met Mij dit leed en verlaat mij niet.’
Mijn gedachten worden naar dit vers gedreven.
‘In het stille graf zingt niemands HEEREN lof.
Het zielloos lichaam gedompeld in het stof.
Kan Hem toch geen glorie geven?’
Met betraande ogen sta ik bij het open graf.
Onze schuld voor God en onze zonden, is dit Zijn straf?
Neen, voor wien Christus verwachten is dit een gaan naar Vaderlijk huis.
Om Zijn Naam daar groot te maken en komen eeuwig bij Vader thuis.
En zo mag ik schreien van blijdschap bij het opent-liggend graf.
De Heere zal genade en ere geven, het erfdeel en het eeuwig goed.
Nooit zal ik Zijn hand vergeten die mij troosten deed en nooit begaf.
Ja om ook bij Hem te mogen wezen, onschuldig verklaard in Christus bloed.
Maar op aarde hef ik het schoonste lied der psalmen aan.
Mijn Heere heeft de dood verslagen en de straf voldaan.
Daar nu de dood als poortwachter tussen mijn heden en toekomst ligt.
Dat Zijn liefde getrouw en nabij is en in donkerte en het gemis verlicht.
Gebed en lofzang:
Maar, trouwe God, Gij zijt
Het schild, dat mij bevrijdt,
Mijn eer, mijn vast betrouwen;
Op U vest ik het oog;
Gij heft mijn hoofd omhoog,
En doet m' Uw gunst aanschouwen.
'k Riep God niet vruchtloos aan;
Hij wil mij niet versmaan.
In al mijn tegenheden;
Hij zag van Sion neer,
De woonplaats van Zijn eer,
En hoorde mijn gebeden.
Harm-Jan Breugem- 15 november 2014 eerste druk- Herziende en tweede druk op 4 april 2017.