Ik hef mijn ogen op naar de Hoge.

Ik hef mijn ogen op naar de Hoge.

 

Ik hef mijn ogen op naar de Hoge.

Hij die God, die alles ziet.

Keer op keer heb ik Hem bedrogen.

In Zijn ogen schuilt verdriet.

 

Telkens hoor ik die vraag weer galmen.

Hoe lang ga je zo nog door?

Vroom zingend psalmen.

Zonder dat mijn hart zich aan Hem verloor.

 

Het waren de zonden die me van Hem scheidde.

De wereld die me trok.

De duivel die mij deed verleidde.

Zonder dat ik het door had was niet iets, maar ik het blok.

 

Ik blokkeerde de weg naar Hem.

God moest mij toch roepen?

Zonder acht te geven op Zijn stem.

Voelde ik mij in de wereld geroepen.

 

Tot op een dag, het  Heilig licht mij ontdekte wie ik was.

Een mens van vlees en bloed met een toren hoge schuld.

In zichzelf één en al verlorenheid.

Op weg naar de eeuwige rampzaligheid.

 

Ja toen ging mijn hart roepen naar Hem.

Wees toch genadig Heere!

Ik zal mij bekeren.

En voortaan luisteren naar Uwe stem.