Artikel 4 Jonathan Edwards. deel 2

Artikel (4): Jonathan Edwards.

 

We vervolgen onze serie oudvaderen met onze derde artikel waarin we voor de laatste keer stil staan bij het leven van Jonathan Edwards. Edwards schreef eens zijn beroemde preek : ‘zondaren in de handen van een toornend God.’ Een preek die we eens zouden moeten lezen eigenlijk. Om gewaar te worden van onze zonden en schuld voor God. Dat als we ons niet bekeren dat we leven op de rand van een put. Jonathan preekt hier met diepe ernst over. Wordt toch wakker geschud mensen die alleen maar bezig zijn met de wereld en haar begeerlijkheid dat gaat voorbij. Je leeft op de rand van een put. En wie zou God kunnen en mogen verhinderen opdat wij daar niet in zouden vallen. Ja zij die leven op de rand van een put zijn slechts nog in leven door de genade en het geduld van de Heere. Zij krijgen dag aan dag genade om zich te bekeren. Maar wat als God terecht zijn hand wegtrekt van ons leven als we Hem niet kennen. Neem dat voorbeeld van die gelijkenis waar de Heere Jezus spreekt over dat onkruid. Dat onkruid zal eens verzameld worden in die schuur en worden verbrand. Als het sommige mensen zou liggen zouden we alleen maar de hemel mogen prediken alsof er geen hel bestaat? En toch bestaat wel degelijk, zien we niet daar als in een gelijkenis de rijke man brandend in de hel. Och had ik maar, och had ik maar geluisterd. Zien we daar niet de mensen die onder prediking van Noach hadden gezeten, och hadden we naar God geluisterd hadden we ons bekeerd en waren in die ark gegaan. En de Ninevieten in de tijd van Nahum zullen dat beaamd hebben, waarom hebben wij ons niet bekeerd terwijl onze voorvaderen dat wel deden onder de prediking van Jona? Ja beste mensen het leven, leven uit de wereld ach dat is maar tijdelijk en het bereikt een einde. Gods toorn is groot voor wie zelf willen betalen. Ja wie zou dat kunnen? Dag aan dag zoveel kleven er aan ons zoveel gebreken en zonden. Wat erg zou het zijn dat we niet zouden willen geloven dat het voor ons nog kan. Vergeving der zonde. Want die mensen zijn er ook! Ach ik heb het zo erg gemaakt het kan niet meer voor mij. Dan gaan we bij de pakken neer zitten en wijzen opnieuw naar God. Of dat het offer van Christus niet volkomen zou zijn. Neen dwaas bij de Heere is vergeving, altoos bij U geweest. Maar voor ons vraagt dat ook wat. Dat we niet bij de pakken neer gaan zitten maar dat we komen zoals de Heere Jezus het zelf zegt. ‘Komt allen tot mij die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven. Ja dat is het wonder, we hoeven niet zelf onze eigen bekering te bewerken. Dat doet de Heere, maar de Heere vraagt ons. Mijn zoon, mijn dochter geef Mij je hart! Dat we niet verder meedobberen op de zee van de wereld met de massamensen heen naar het verderf. De Heere zou ons terecht mogen verdoemen en dat is juist het genade dat de Heere dat nog niet doet. Nee Hij wil dat er nog tot Hem zullen komen, wacht Hij juist daar nog niet op voordat Hij terug komt op de wolken. Aan de ene kant doet het Hem pijn, Hij wil zo graag verenigd worden met Zijn Kinderen hier op de aarde, maar aan de andere kant wacht Hij nog en dat God zij dank, onverdiend. Opdat er nog mensen tot Hem zouden komen, och als was er maar een.

Och als u zich niet bekeerd u staat onder de heerschappij van de duivel zegt Edwards. De duivel staat gereed om hen aan te vallen op enig moment dat God het hem zal toelaten. Laat het toch niet zover komen! In de macht van de satan wordt dikwijls de zonde gedaan tegen de Heilige Geest. Namelijk de verharding tegen het niet willen bekeren. Namelijk een haat tegen Gods liefde en Zijn geboden, een afschuw van Gods kinderen en alles wat met het christendom te maken heeft. Lieve mensen ik wil eigenlijk de lijn niet trekken maar zijn er ook in onze tweede kamer van deze mensen in de partij D66. Waarom zijn ze toch zo tegen christenen. Ze zijn tegen alles wat van God en Zijn geboden. Ik hoef daar denk ik geen voorbeelden bij te noemen, maar zo kan je zien hoe verhard een mens kan worden. En toch is voor deze mensen een terug keer naar Hem. Bij de Heere is vergeving. Ja wat ook niet betekend dat we lichtvaardig over onze zonden moeten denken. Dat probeert Jonathan Edwards ons bij te brengen. God gruwelt van de zonden en toornt over de zonden. Moet u is indenken als u voor God troon zou staan onverzoend van Uw zonden, als u Hem niet kent brandt dan niet de echte hel los zoals wij dat in onze woorden noemen. Nee wat een oordeel zal deze mensen dan te wachten staan.

We ronden af. Leven op de rand van een put. Moet je indenken als je aan de rand van een ravijn staat dat ineens een brok steen afbreekt en je naar beneden doet storten in de ravijn. Zo is het Gods genade dat we nog leven mogen. Degenen die Hem niet kennen staan nog op de rand van de ravijn als God Zijn hand en genade van ons afhaalt hoe zouden wij niet in de steilte en ravijn storten van de eeuwige dood. Maar God zij dank voor hen die Christus mochten leren kennen. Ja want zij ervaarden het destijds ik leefde op de rand van een put. Ik leefde op de klip der ravijn. Maar toen kwam Christus en Hij stak Zijn hand uit. Grijp mijn hand toch en wordt behouden! Christus brak mijn hart, mijn zonden hoe zou ik voor God kunnen bestaan. Luther kon dat voor Zijn bekering niet begrijpen. Hoe zou ik voor mijn zonden kunnen betalen, ja totdat Hij erachter kwam. Dat niet ik Luther, dat niet ik Harm-Jan, dat niet jij, dat niemand dat kan. Maar dat genade is dat Hij dat doet! Hij wou daarvoor betalen een kruishout van Golgotha. Daar stroomde het bloed voor zondaren. Daar gaf Hij Zijn leven, opdat wij het eeuwige leven zouden beërven. En stil staan we dan verwonderd bij het kruis, ik lag midden in de dood schrijft Petrus in de Efeze brief, maar God heeft ons met Christus gekruisigd en zo mogen wij met Hem weder opstaan. Daar ligt het zondaarshart aan de voeten van het kruis. Bloed der genade stroomt er over heen. Vader dat U zover ging om Uw Zoon voor mij op te offeren en o Zoon Christus, dat U Uw leven gaf voor mij. Wat mag dan mijn hart met dat stille wonder Hij voor Mij Hem eeuwig prijzen. Ach wie het geluk in de wereld zoeken, voor hen zou ik zeggen doet dat toch niet je kan er amper een eeuw van genieten als je het al genieten wilt noemen. Maar zoek de dingen die boven zijn, ja waar Christus is. Die altoos leeft om voor de Zijnen te bidden. In Hem een schat die nooit vergaat, om eeuwig eens bij Hem te mogen wezen. Ja wat een vreugde zal het dan zijn. “Straks leidt men haar in statie, uit haar woning, In kleding, rijk gestikt, tot haren Koning”. Is dat onze Bruiloftspsalm? En zij zingen : “Tot zij, waar elk gewaagt van haren lof, Ter bruiloft treen in 't koninklijke hof.” Amen